121956.fb2 De Foundation en Aarde - читать онлайн бесплатно полную версию книги . Страница 2

De Foundation en Aarde - читать онлайн бесплатно полную версию книги . Страница 2

DEEL IGAIA

I. De zoektocht begint

1

‘Waarom ik het gedaan heb?’ vroeg Golan Trevize.

Het was geen nieuwe vraag. Sinds zijn aankomst in Gaia had hij het zichzelf herhaaldelijk afgevraagd. Soms werd hij midden in de aangename koelte van de nacht wakker uit een diepe slaap en gonsde die vraag geluidloos door zijn hoofd, als een onhoorbare drumslag: Waarom heb ik het gedaan? Waarom heb ik het toch gedaan?

Maar nu pas had hij zich ertoe kunnen brengen die vraag .ian Dom te stellen, de oeroude van Gaia.

Dom was zich zeer wel van de spanningen binnen Trevize bewust, want hij was in staat het weefsel van de geest van de Raadsheer te voelen. Hij reageerde evenwel niet. In geen enkel opzicht mocht Gaia ooit Trevizes geest beroeren en de beste manier om niet aan de verleiding toe te geven was uit alle macht te negeren wat hij voelde.

‘Wat gedaan, Trev?’ vroeg hij. Hij had er moeite mee iemand met meer dan één lettergreep toe te spreken en het deed er trouwens niet toe, want Trevize was er langzamerhand aan gewend geraakt.

‘Mijn beslissing,’ zei Trevize, ‘dat ik Gaia als de toekomst heb uitverkoren.’

‘En dat is heel verstandig van je geweest,’ zei Dom, zittend, tegen de man van de Foundation, die rechtop stond. Doms oude, diep in hun kassen liggende ogen hadden een ernstige blik.

‘Dat zeg jij, dat ik gelijk heb,’ zei Trevize ongeduldig.

‘Ik/wij/Gaia weten dat je gelijk hebt. Daarin ligt jouw waarde voor ons. Jij hebt de eigenschap met onvolledige gegevens tot een juiste beslissing te komen, en je hebt die beslissing genomen. Jij hebt voor Gaia gekozen! Je hebt de anarchie verworpen van een Galactisch Imperium gebaseerd op de technologie van de Eerste Foundation, maar evenzeer de anarchie van een Galactisch Imperium gebaseerd op de mentale krachten van de Tweede Foundation. Jij bent degene die tot de conclusie is gekomen dat geen van beide langdurig siabiel kan blijven. En daarom heb jij Gaia gekozen.’

‘Inderdaad,’ zei Trevize. ‘Exact! Ik heb Gaia gekozen, een super-organisme; een hele wereld met één gemeenschappelijke geest en persoonlijkheid, reden waarom jullie “Ik/wij/Gaia” moeten zeggen als een soort zelfverzonnen voornaamwoord om het onmogelijke uit te drukken.’ Hij begon te ijsberen. ‘En dus krijgen we uiteindelijk Galaxia, een super-super-organisme dat de hele zwerm van de Melkweg omvat.’

Hij bleef staan en draaide zich bruusk naar Dom. ‘Ik heb het gevoel dat ik gelijk heb, zoals jij het voelt, maar jij hebt belang bij de komst van Galaxia en daarom ben je zo met mijn beslissing ingenomen. Maar iets in mij wil dat helemaal niet en dat is nu uitgerekend de reden waarom ik er zo’n moeite mee heb. Ik wil ook weten waarom ik die beslissing genomen heb. Ik wil de juistheid kunnen afwegen, kunnen meten en het moet voor mijn verstand de juiste keuze zijn. Voelen alleen is niet voldoende. Hoe weet ik nu of ik gelijk heb? Welk mechanisme in mij geeft me die zekerheid?’

‘Ik/wij/Gaia weten niet hoe jij tot de juiste beslissing bent gekomen. Is dat nu zo belangrijk? Het gaat er toch om dat je die beslissing hebt genomen?’

‘Jij spreekt namens de hele planeet, nietwaar? Namens het gemeenschappelijke bewustzijn van elke dauwdruppel, van elke kiezelsteen, ja, zelfs namens de vloeibare kern van de planeet?’

‘Inderdaad. Net als elk ander deel van de planeet waarvan de intensiteit van dat gemeenschappelijke bewustzijn groot genoeg is.’

‘En is dat gemeenschappelijke bewustzijn er tevreden mee om mij als een orakel te gebruiken? Aangezien dat orakel functioneert doet het er niet toe wat daarbinnenin zit? Maar ik neem er geen genoegen mee. Het staat mij niet aan een orakel te zijn. Ik wil weten wat daarbinnen tikt. Ik wil weten hoe en waarom ik voor Gaia als de toekomst gekozen heb, want dan pas krijg ik rust van binnen.’

‘Waarom doe je zo moeilijk over je beslissing, wantrouw je hem zo zeer?’

Trevize haalde diep adem en zei langzaam maar duidelijk: ‘Omdat ik geen deel van een super-organisme wil uitmaken. Ik wil geen wegwerp-onderdeel zijn dat kan oprotten du moment dat dat super-organisme besluit dat het beter is voor het geheel dat ik oprot.’

Dom keek Trevize peinzend aan. ‘Wil je dan je beslissing herroepen, Trev? Je weet dat je dat kunt, hè?’

‘Ik snak ernaar om die beslissing ongedaan te maken, maar dat kan ik niet doen enkel en alleen omdat hij mij niet aanstaat. Om nu iets te doen moet ik ook weten of mijn beslissing juist of verkeerd is geweest. Voelen alleen is te weinig.’

‘Als jij voelt dat je gelijk hebt, dan heb je gelijk.’ Weer die langzame, minzame stem die Trevize door het contrast met de storm in zijn binnenste alleen nog maar woester maakte.

Toen zei Trevize, half fluisterend en zich losmakend uit die onoplosbare twijfel tussen voelen en weten: ‘Ik moet Aarde vinden.’

‘Omdat dat iets te maken heeft met die onstuitbare begeerte van jou om te weten?’

‘Omdat dat een tweede probleem is waar ik heel erg mee zit en omdat ik voel dat die twee iets met elkaar te maken hebben. Ik ben toch immers een orakel, nietwaar? En ik voel dat er een connectie is. Is dat voor jou niet voldoende om het als feit te aanvaarden?’

‘Misschien,’ zei Dom onverstoorbaar.

‘Aangenomen dat het duizenden jaren geleden is — wie weet wel twintigduizend jaar — dat de bevolking van de Galaxis zich met Aarde heeft beziggehouden, hoe is het dan mogelijk dat we alles over de oerplaneet vergeten zijn?’

‘Twintigduizend jaar is langer dan jij je realiseert. Er zijn zoveel aspecten van dat eerste Imperium waar we weinig meer vanaf weten; zoveel legenden, vrijwel zeker verzinsels, maar we blijven erop hameren, we geloven ze zelfs, omdat er niets anders is om je aan vast te klampen. En Aarde is ouder ilan het Imperium.’

‘Maar er moeten toch geschriften zijn, archieven. Mijn goede vriend Pelorat verzamelt mythen en legenden van de oude Aarde; hij haalt ze overal vandaan. Dat is zijn beroep, maar, en dat is nog belangrijker, ook zijn hobby. Die mythen en legenden zijn het enige waarvan hij uit kan gaan. Er bestaat geen feitelijke documentatie, niets.’

‘Documentatie van twintigduizend jaar geleden? Dingen vergaan, verrotten, gaan verloren door slordigheid of oorlogen.’

‘Maar er moeten toch ook documenten over die documenten zijn; kopieën, kopieën van de kopieën, nuttig materiaal dal nog lang geen twintig millennia oud is. Ze zijn verwijderd. De Galactische Bibliotheek op Trantor moet materiaal over Aarde hebben gehad. In bekende historische geschriften wordt naar dat materiaal verwezen, maar dat is niet in de Galactische Bibliotheek aanwezig. De verwijzingen bestaan, maar er is geen enkel citaat.’

‘Je weet toch dat Trantor enkele eeuwen geleden leeggeplunderd is.’

‘Ze zijn niet aan de Bibliotheek gekomen. Die werd door het personeel van de Tweede Foundation beschermd. En dat personeel is er onlangs achter gekomen dat er geen materiaal over Aarde meer bestaat. Nog niet zo lang geleden zijn alle archiefgegevens daarover verwijderd. En welbewust. Ik wil weten waarom.’ Trevize begon weer te ijsberen en keek Dom gespannen aan.

‘Als ik Aarde vind, dan kom ik er ook achter wat voor ons verborgen wordt gehouden …’

‘Verborgen?’

‘Verborgen. Of misschien verstopt Aarde zichzelf. Als ik daarachter ben gekomen, voel ik dat ik dan ook zal weten waarom ik Gaia en Galaxia heb uitverkoren boven onze individualiteit. Dan zal ik het, naar ik aanneem, zeker weten, niet alleen maar voelen, dan weet ik dat ik het goed heb. En als ik het bij het juiste eind heb,’ hij trok hulpeloos zijn schouders op, ‘dan moet het ook maar zo zijn.’

‘Als jij dat voelt,’ zei Dom, ‘en als jij voelt dat je Aarde moet zoeken, dan zullen we je natuurlijk helpen zoveel als we kunnen. Maar onze hulp is wel beperkt. Zo weet ik/wij/Gaia niet waar Aarde zich kan bevinden in die immense wildernis van werelden waaruit de Galaxis is opgebouwd.’

‘Hoe het ook zij,’ zei Trevize, ‘ik moet gaan zoeken . .. Zelfs al lijkt mijn zoektocht in die eindeloze poeder van sterren in de Galaxis hopeloos, zelfs al moet ik het alleen doen.’

2

Trevize was omringd door de tamheid van Gaia. De temperatuur was zoals altijd aangenaam en de lucht verplaatste zich plezierig verfrissend zonder ooit kil te worden. Wolken dreven door de lucht, onderbraken op gezette tijden het zonlicht en als het vochtigheidsgehalte per meter open land onder een bepaald peil zou zakken, zou het ongetwijfeld gaan regenen.

De bomen groeiden in de regelmatige patronen van een boomgaard en zouden dat ongetwijfeld op de hele planeet doen. Het land en de zee waren volstrekt evenwichtig van dierlijk en plantaardig leven voorzien en met de juiste afwisseling, zodat de ecologie altijd in balans was. En dit alles nam zo goed als zeker geleidelijk in omvang toe of af naar gelang het vastgestelde optimum. En dat gold evenzeer voor de menselijke bewoners.

Van alles binnen Trevizes gezichtsbereik was er maar één joker in dit kaartspel: de Verre Ster.

Het schip was door de menselijke bestanddelen van Gaia efficiënt gereinigd en van alles voorzien. Voedsel en drank waren aangevoerd, onderdelen waren gerepareerd of vervangen en de motoren waren grondig nagezien. Trevize had zelf de scheepscomputer gecontroleerd.

Niet dat het schip brandstof nodig had, want het was een van de weinige schepen van de Foundation die op zwaartekracht werkten, op de energie die door het algemene zwaartekrachtveld van de Galaxis werd verstrekt, een energie zo immens dat alle mogelijke vloten van de mensheid in al de eonen van haar waarschijnlijke bestaan er gebruik van konden maken zonder een noemenswaardige afname van de intensiteit.

Drie maanden geleden was Trevize Raadsheer van Terminus geweest. Hij was met andere woorden lid geweest van de Wetgevende Macht van de Foundation en ex officio, een zeer gewichtig iemand in de Galaxis. Was dat slechts drie maanden geleden? Het kwam hem voor dat het de helft van zijn tweeëndertigjarig leven was geweest. Zijn enige zorg was toen of het grote Seldon Plan al dan niet juist was; of de soepele opkomst van de Foundation van planetair dorp tot Galactische grootheid lang tevoren correct uitgedokterd was, of niet.

Toch was er in menig opzicht geen verandering geweest. Hij was nog steeds Raadsheer. Zijn status en privileges bleven onveranderd, behalve dan dat hij niet verwachtte ooit nog naar Terminus terug te gaan om die status en privileges weer op te eisen. Hij paste nu evenmin in de kolossale chaos van de Foundation als in de kleine geordendheid van Gaia. Hij was nergens thuis, hij zou overal een wees zijn.

Zijn kaak spande zich en hij woelde nijdig door zijn zwarte haar. Hij had wat beters te doen dan te jammeren over zijn lot: hij moest Aarde vinden. En mocht hij zijn zoektocht overleven, dan had hij nog tijd genoeg om in een hoekje te zitten treuren.

En misschien had hij er dan meer reden toe. Niet van zins zich door iets af te laten leiden, ging hij terug in zijn gedachten …

Drie maanden geleden had hij met Janov Pelorat, die bekwame, naïeve geleerde, Terminus verlaten. Pelorat werd gedreven door zijn antiquarisch enthousiasme om de lokatie van de reeds lang verdwenen Aarde te zoeken en Trevize was meegegaan. Hij had Pelorats doel als dekmantel gebruikt voor wat hij voor zijn eigen doel had versleten. Aarde hadden ze niet gevonden, maar wel Gaia, en toen was Trevize gedwongen geweest zijn fatale beslissing te nemen.

Nu was hij het, Trevize, die een draai van honderdtachtig graden had gemaakt en op zoek naar Aarde was.

Ook Pelorat had iets gevonden waar hij niet op gerekend had: de zwartharige, donker-ogige Blits, de jonge vrouw die Gaia was, evenzeer als Dom, evenzeer als het eerste het beste zandkorreltje of grassprietje. Pelorat was met het vuur van een late passie verliefd geworden op een vrouw die nog niet de helft van zijn leeftijd had, en ze leek daar vreemd genoeg heel tevreden mee.

Het was raar, maar Pelorat was ongetwijfeld gelukkig en Trevize dacht berustend dat ieder maar op zijn of haar manier het geluk moest vinden. Die opvatting was onlosmakelijk verbonden met het begrip individualiteit: de individualiteit die Trevize uit eigen verkiezing (te zijner tijd) zou opgeven en wel voor de hele Galaxis.

De pijn keerde terug. De beslissing die hij genomen had, die hij had moeten nemen, bleef hem elk ogenblik kwellen en …

‘Golan!’ De stem drong zijn gedachten binnen en hij keek met knipperende ogen in de zon.

‘Ha, Janov,’ zei hij hartelijk, des te hartelijker omdat hij niet wilde dat Pelorat te weten kwam hoe ellendig hij zich voelde. Hij slaagde er zelfs in om joviaal uit te roepen: ‘Ik zie dat je je van Blits hebt kunnen losscheuren.’

Pelorat schudde zijn hoofd. De milde bries bracht zijn zijdezachte witte haar in beweging en zijn langwerpige, statige gezicht behield zijn uitdrukking van plechtigheid. ‘Om je de waarheid te zeggen, mijn beste kerel, heeft zij voorgesteld dat ik maar eens naar jou moest gaan om te praten over… waar ik het met jou over wil hebben. Niet dat ik je niet om jezelf had willen spreken, begrijp me goed, maar zij schijnt sneller te denken dan ik.’

Trevize glimlachte. ‘Laat maar zitten, Janov. Je bent hier naar ik aanneem om afscheid van me te nemen.’

‘Nee, dat nou precies niet. Ik bedoel, eigenlijk kom ik voor het omgekeerde. Golan, toen jij en ik Terminus verlieten, was ik vast van plan Aarde te zoeken. Ik heb vrijwel mijn hele volwassen leven aan die taak besteed.’

‘En ik zal de taak overnemen, Janov. Het is nu mijn plicht.’

‘Jawel, maar ook de mijne, nog steeds. Maar…’ en Trevize maakte een gebaar dat de hele wereld moest omvatten.

Pelorat zei plotseling, haastig en gespannen: ik wil met je meegaan.’

Trevize wist niet wat hij hoorde. ‘Dat kun je niet menen, Janov! Je hebt nu Gaia toch.’

‘Ik zal wel eens naar Gaia terugkeren, maar ik kan je niet alleen laten gaan.’

‘Dat kun je wel. Ik kan best voor mezelf zorgen.’

‘Ik wil je niet beledigen, Golan, maar je weet te weinig. Ik ben degene die de mythen en legenden kent. Ik kan jou helpen.’

‘En Blits in de steek laten? Kom nou.’

Een lichte blos kleurde Pelorats wangen. ‘Dat wil ik eigenlijk ook niet, mijn beste, maar zij zei…’

Trevize fronste zijn voorhoofd. ‘Wil zij soms van je af, Janov? Ze heeft mij verzekerd dat…’

‘Nee, je begrijpt het niet. Luister alsjeblieft, Golan. Jij hebt die vervelende gewoonte om tot conclusies te komen voordat iemand uitgesproken is. Ik weet, het is jouw specialiteit, en ik heb er altijd wat moeite mee om mij exact te uiten, maar…’

‘Vooruit dan maar,’ zei Trevize vriendelijk, ‘vertel me dan maar op jouw eigen manier wat Blits bedacht heeft en ik beloof heel geduldig te blijven.’

‘Bedankt, en aangezien je geduldig zult blijven, kan ik je het beter maar meteen vertellen. Weet je. Blits wil ook mee.’

‘Blits wil ook mee!’ zei Trevize. ‘Nee, ik ontplof weer. Ik zal niet ontploffen. Vertel me dan eens, Janov, waarom Blits mee wil gaan? Ik vraag het je heel rustig.’

‘Dat heeft ze me niet gezegd. Ze heeft gezegd dat ze het met jou wil bepraten.’

‘En waarom is ze dan niet hier?’

Pelorat zei: ‘Ik denk — ik zeg: ik denk — dat ze denkt dat je niet erg op haar gesteld bent, Golan en ze aarzelt dan ook om naar jou te gaan. Ik heb mijn best gedaan, ouwe reus, om haar te verzekeren dat je niets tegen haar hebt. Ik kan me niet eens voorstellen dat er iemand bestaat die niet het allerbeste van haar denkt. Maar goed, zij heeft mij gevraagd om alvast het ijs te breken, zo te zeggen. Ik bedoel, mag ik haar vertellen dat je bereid bent haar te ontvangen, Golan?’

‘Natuurlijk. En wel meteen.’

‘En zul je redelijk zijn? Weet je, ouwe makker, het betekent heel veel voor haar. Ze zei dat het van levensbelang was en dat ze per se met jou mee moet.’

‘Heeft ze je ook verteld waarom?’

‘Nee, maar als zij denkt dat ze per se mee moet, dan denkt Gaia dat ook.’

‘Hetgeen betekent dat ik geen nee moet zeggen. Bedoel je dat, Janov?’

‘Ja, dat bedoel ik inderdaad, Golan.’

3

Voor het eerst sedert zijn korte verblijf op Gaia, betrad Trevize Blits’ huis, waar nu ook Pelorat woonde.

Trevize keek snel om zich heen. Op Gaia waren de huizen meestal heel sober. Omdat er praktisch nooit storm of ontij heerste, de temperatuur op deze hoogte altijd gematigd was, en zelfs de tectonische platen geheel volgens programma soepel weggleden als zulks nodig was, had het weinig zin om huizen te bouwen die de elementen konden weerstaan. En evenmin was er de noodzaak zich binnenshuis gerieflijk in te richten als het buiten al zo gerieflijk was. De hele planeet was zo bij wijze van spreken een woning, een onderdak voor zijn bewoners.

Blits’ woning binnen de planetaire woning was klein, de ramen hadden luiken en nauwelijks glas, het meubilair was strak en functioneel. Aan de muur hingen hologrammen; op een daarvan stond Pelorat die tamelijk verbouwereerd keek en met zijn houding geen raad wist. Trevizes lippen trilden, maar hij deed zijn best om niet te lachen en schikte zijn sjerp uiterst nauwgezet.

Blits sloeg hem gade. Ze glimlachte niet zoals gewoonlijk. Deze keer keek ze ernstig. Haar mooie, donkere ogen stonden groot en haar haar viel als een zwarte golf over haar schouders. Alleen haar volle lippen, een tikkeltje rood aangezet, verleenden kleur aan haar gelaat.

‘Bedankt dat je me wilt zien, Trev.’

‘Janov heeft me ervan overtuigd dat het heel belangrijk was, Blitsenobiarella.’

Blits glimlachte even. ‘Die slag is voor jou. Als jij me Blits wilt noemen, een ordentelijke lettergreep, dan zal ik proberen om jouw naam Trevize volledig uit te spreken.’ Met de tweede lettergreep had ze al enige moeite.

Trevize stak zijn rechterhand uit. ‘Dat lijkt me een goede regeling. Ik weet dat de Gaianen maar één lettergreep van hun lange naam gebruiken als ze met elkaar van gedachten wisselen. Als je me af en toe Trev noemt zal ik daar niet over vallen. Maar ik stel het toch op prijs als je zo vaak je kan Trevize probeert te zeggen, dan zeg ik voortaan Blits.’

Trevize bekeek haar aandachtig, zoals hij altijd deed als hij bij haar was. Als individu was ze een jonge vrouw van begin twintig. Als deel van Gaia echter was ze duizenden jaren oud. Het maakte geen verschil in haar uiterlijk, maar soms wel in de manier waarop ze sprak en in de sfeer die haar omringde. Wilde hij zoiets voor iedereen die bestond? Nee, zeker niet, en toch …

Blits zei: ‘Ik zal ter zake komen. Jij hebt nogal hevig je verlangen te kennen gegeven om Aarde te zoeken …’

‘Ik heb met Dom gesproken,’ zei Trevize, niet van plan zich willoos aan Gaia over te geven.

‘Jazeker, maar toen je met Dom sprak, sprak je met elk deel van Gaia en zodoende ook met mij.’

‘Heb je me horen praten?’

‘Nee, dat niet, want ik heb niet geluisterd. Maar als ik me concentreerde kon ik me achteraf wel herinneren wat je gezegd hebt. Neem dat alsjeblieft van ons aan. Jij hebt gezegd dat je per se naar Aarde wilt gaan en dat dat van het hoogste belang is. Ik voor mij zie dat belang niet zo, maar je hebt het talent om gelijk te hebben en daarom moet ik/wij/Gaia accepteren wat je zegt. Als de missie cruciaal is voor je beslissing en de rol van Gaia daarin, dan is het ook voor Gaia van cruciaal belang en daarom moet Gaia met je meegaan, al was het alleen maar om te proberen je te beschermen.’

‘Als jij zegt dat Gaia met mij mee moet gaan, dan bedoel je dat jij met me mee moet gaan. Heb ik het goed?’

‘Ik ben Gaia,’ zei Blits eenvoudig.

‘Maar dat is alles op deze planeet. Waarom jij? Waarom geen ander deel van Gaia?’

‘Omdat Pel met je mee wil gaan en als hij meegaat kan hij met geen ander deel van Gaia behalve mij gelukkig zijn.’

Pelorat die zich onopvallend had teruggetrokken op een stoel in een andere hoek (met zijn rug, constateerde Trevize, naar zijn eigen beeltenis) zei zacht: ‘Dat is waar, Golan. Blits is mijn deel van Gaia.’

Blits glimlachte plotseling. ‘Ik vind het best opwindend dat je zo over mij denkt. Het is natuurlijk iets van buiten mijn wereld.’

‘Laat me even nadenken.’ Trevize legde zijn handen achter zijn hoofd en leunde achterover. De frêle pootjes van zijn stoel kraakten en hij constateerde snel dat de stoel niet stevig genoeg was. Met een plof ging hij rechtop zitten. ‘Blijf je onderdeel van Gaia als je je planeet verlaat?’

‘Dat is niet nodig. Ik kan me bijvoorbeeld isoleren als ik in ernstig gevaar kom zodat Gaia niet meegesleurd wordt in dat gevaar. En soms zijn er andere dringende redenen. Maar nu heb ik het alleen over noodgevallen. In wezen blijf ik deel van Gaia.’

‘Zelfs als we door de hyper-ruimte springen?’

‘Zelfs dan, hoewel dat de zaak enigszins compliceert.’

‘Om de een of andere reden stelt dat me weinig gerust.’

‘Waarom niet?’

Trevize trok zijn neus op alsof hij iets smerigs rook. ‘Dat betekent dat alles wat gezegd en gedaan wordt op mijn schip, door heel Gaia gehoord en gezien kan worden.’

‘Ik ben Gaia, dus alles wat ik zie, hoor en voel, zal ook door Gaia gezien, gehoord en gevoeld worden.’

‘Precies. Zelfs die muur ziet, hoort en voelt mee.’

Blits keek naar de muur waarop hij wees en trok haar schouders op. ‘Inderdaad, die muur ook. Maar die heeft maar een oneindig klein bewustzijn zodat hij slechts oneindig weinig kan waarnemen en begrijpen. Maar ik neem wel aan dat er wat subatomische veranderingen plaatsvinden in reactie op ons gesprek. Hij kan zich nu nog meer gericht instellen op het welzijn van het geheel.’

‘En wat als ik privacy wil? Misschien wil ik helemaal niet dat de muur weet wat ik zeg of doe.’

Blits keek geïrriteerd en Pelorat kwam plotseling tussenbeide. ‘Weet je, Golan, ik wil me nergens mee bemoeien, aangezien ik vrijwel niets van Gaia weet. Maar ik deel mijn leven met Blits en ik heb er nu enig idee van wat de praktijk inhoudt. Als je door een menigte op Terminus wandelt, dan zie en hoor je heel veel en iets daarvan blijft je bij. Onder de juiste cerebrale prikkeling kun je het je misschien helemaal voor de geest halen, maar door de bank genomen kan het je niet schelen. Je laat het maar zitten. Zelfs als je getuige bent van een emotionele scène tussen twee vreemden en zelfs al interesseert het je, dan nog ben je er niet echt bij betrokken. Het doet je weinig en je vergeet het. En zo moet het ook op Gaia zijn. Zelfs al kent heel Gaia je intiemste gevoelens, dat wil nog niet zeggen dat het Gaia ook wezenlijk interesseert. Dat is toch zo, hè Blits?’

‘Ik heb er nooit zo over nagedacht, Pel, maar er zit iets in. Hoe dan ook, die privacy waar Trev het over heeft — Trevize, bedoel ik — heeft voor ons geen enkele waarde. Ik/wij/Gaia vinden dat begrip volslagen onbegrijpelijk. Om geen deel te willen zijn — om je stem niet gehoord te hebben je daden niet gezien je gedachten ongevoeld —’ Blits schudde verwoed met haar hoofd. ‘Ik heb gezegd dat we ons in noodgevallen kunnen afschermen, maar wie zou zo willen leven, al was het maar een uur!’

‘Ik wel,’ zei Trevize. ‘En daarom moet ik Aarde vinden. Om erachter te komen wat de achterliggende reden is die mij heeft doen besluiten om dit ellendige lot voor de mensheid te kiezen.’

Het is geen ellendig lot, maar we zullen dat punt maar laten zitten. Ik zal bij je zijn, niet als spion, maar als vriend tn helper.’

Trevize zei met een strak gezicht: ‘Gaia zou me het beste kunnen helpen door me de weg naar Aarde te wijzen.’

Blits schudde langzaam haar hoofd. ‘Gaia weet niet waar Aarde zich bevindt. Dat heeft Dom je al verteld.’

‘Ik geloof het niet helemaal. Er moet per slot bij jullie domentatie bestaan. En waarom heb ik die documentatie tijdens mijn verblijf hier nooit kunnen inzien? Zelfs als Gaia echt niet weet waar Aarde zich bevindt, dan nog kan ik iets wijzer worden uit de archieven. Ik ken de Galaxis heel grondig, ongetwijfeld veel beter dan Gaia. Misschien kan ik iets uit jullie archieven oppikken wat jullie, Gaia, ontgaan kan zijn.’

‘Over wat voor soort archieven heb je het, Trevize?’

‘Alle soorten. Boeken, films, bandopnamen, hologrammen, kunstvoorwerpen, het kan me niet schelen, wat je maar hebt. Maar in de tijd dat ik hier geweest ben heb ik nog geen spat gezien, geen zier, geen jota dat met Aarde te maken heeft. En jij, Janov?’

‘Nee,’ zei Pelorat weifelend, ‘maar ik heb niet echt gekeken.’

‘Ik wel, op mijn eigen, bescheiden wijze,’ zei Trevize. ‘En ik heb niets gevonden. Niets! Ik kan alleen maar aannemen dat ze voor mij verborgen worden gehouden. En ik vraag me af waarom? Zou je me dat kunnen vertellen?’

Blits’ gladde voorhoofd stond vol denkrimpels. ‘Waarom heb je er niet eerder naar gevraagd? Ik/wij/Gaia houden niets verborgen en we liegen niet. Een Geïsoleerde — een geïsoleerd individu — zou een leugen kunnen vertellen. Hij is beperkt en hij is bevreesd omdat hij beperkt is. Maar Gaia is een planetair organisme met grote mentale vaardigheid en kent geen vrees. Het is volslagen onnodig voor Gaia om te liegen, om beschrijvingen te creëren die botsen met de werkelijkheid.’

Trevize snoof misprijzend. ‘Waarom ben ik dan zo zorgvuldig uit die archieven weggehouden? Geef me daar eens een reden voor.’

‘Dat kan.’ Ze stak haar handen naar voren, de palmen naar boven gekeerd. ‘Weet je, wij hebben geen archieven.’

4

Pelorat herstelde zich als eerste. Hij leek van de twee het minst verbaasd.

‘Liefje,’ zei hij vriendelijk, ‘dat is onmogelijk. Er kan geen beschaving bestaan zonder historie, zonder herinneringen, documentatie, archieven, noem maar op.’

Blits trok haar wenkbrauwen op. ‘Dat kan ik begrijpen. Ik bedoel, we hebben geen historisch materiaal van het soort dat Trev — Trevize — bedoelt. Ik/wij/Gaia kennen geen geschriften, afdrukken, films, computerdatabanken, niets. We hebben trouwens ook geen inscripties op steen. Dat heb ik willen zeggen. En omdat we zoiets niet hebben, heeft Trevize ook niets kunnen vinden.’

Trevize zei: ‘Maar wat heb je dan, als je geen historisch materiaal hebt dat ik als zodanig kan herkennen?’

Blits zei, elk woord zorgvuldig uitsprekend als had ze het tegen een kind: ‘Ik/wij/Gaia hebben een geheugen. Ik herinner me.’

‘En wat herinner je je dan?’ vroeg Trevize.

‘Alles.’

‘Je bedoelt dat je je alle referentie-data herinnert.’

‘Zeker.’

‘En voor hoe lang. Hoeveel jaar terug?’

‘Voor onbepaalde tijd.’

‘Kun jij me dan historische feiten geven, biografische, geografische, wetenschappelijke? Zelfs plaatselijk geroddel?’

‘Alles.’

‘En dat zit allemaal in dat kleine hoofdje.’ Trevize wees sarcastisch naar de rechterslaap van Blits.

‘Nee,’ zei ze. ‘Gaia’s herinneringen zijn niet beperkt tot de inhoud van mijn schedel alleen. Luister.’ (Een ogenblik werd ze formeel en zelfs een tikkeltje streng naarmate ze ophield louter en alleen Blits te zijn en een amalgaan van andere eenheden in zich opnam.) ‘Er moet een tijd geweest zijn voor het begin van de geschiedenis, toen de mensen zo primitief waren dat ze niet konden spreken, al konden ze wel wat onthouden. Daarom werd de spraak uitgevonden die tot taak had herinneringen uit te drukken en aan een ander over te dragen, en zo van generatie op generatie door de tijden heen. Alle technologische vooruitgang heeft sindsdien gediend om meer ruimte te verkrijgen voor de overdracht en opslag van herinneringen en om gewenste gegevens sneller binnen bereik te krijgen. Maar toen de individuen zich verenigden tot Gaia, was dat allemaal verouderd. We kunnen een beroep op dat geheugen doen, op dat basissysteem van feitenopslag waarop al het andere is gebouwd. Begrijp je dat?’

Trevize zei: ‘Wil jij zeggen dat het totaal aan hersenen op Gaia veel meer gegevens kan onthouden dan een enkel stel hersenen?’

‘Natuurlijk.’

‘Maar als Gaia het gehele planetaire geheugen heeft verspreid, wat heeft een individueel deel van Gaia daar dan aan?’

‘Al het goede wat je je maar wensen kan. Wat ik wil welen kan zich in een individueel brem bevinden, of wellicht in vele. Als het zeer fundamenteel is, zoals de betekenis van het woord “stoel”, dan bezit elk brein die kennis. Maar als het iets esoterisch is dat zich in een heel klein deel van Gaia’s brein bevindt, dan kan ik daar desgewenst nog een beroep op doen, maar zoiets duurt wat langer dan bij de herinnering die wat meer verspreid is. Luister Trevize, als jij iets wilt weten wat niet in jouw geest zit, dan zoek je het op in een naslagwerk, een boek, een film, een databank. Ik tast het gehele brein van Gaia af.’

Trevize zei: ‘Hoe voorkom je dat al die informatie je hersenen binnenstroomt zodat je schedel uit elkaar klapt?’

‘Geef je je aan sarcasme over, Trevize?’

Pelorat zei: ‘Toe nou Golan, doe niet zo vervelend.’

Trevize keek van de een naar de ander en het kostte hem zichtbaar moeite om zijn strakke gezicht te ontspannen. ‘Het spijt me. Ik ga gebukt onder een verantwoordelijkheid die ik niet wil en waar ik niet vanaf kan komen. Daardoor kom ik wel eens onaangenamer over dan ik bedoel. Maar ik wil het echt weten, Blits. Hoe put jij uit de inhoud van andere breinen, zonder dat je ze in je eigen geheugen opslaat en daardoor snel je geheugencapaciteit overlaadt.’

Blits zei: ‘Ik weet het niet, Trevize. evenmin als jij precies weet hoe jouw hersenen werken. Ik neem aan dat je de afstand van jouw zon tot de dichtstbijzijnde ster weet, maar daar ben je je niet altijd van bewust. Je slaat het ergens op en je kunt dat gegeven op elk gewenst moment oproepen. Als je dat geruime tijd nalaat, kun je het misschien vergeten, maar dan nog kun je dat gegeven elders verkrijgen. Beschouw Gaia’s brein als een kolossale databank. Ik heb daar toegang toe, maar ik hoef me niet per se alles te herinneren waar ik gebruik van heb gemaakt. Als ik eenmaal uit dat geheugen geput heb, kan ik me permitteren om het te vergeten. Ik kan het trouwens bewust terugstoppen waar ik het gehaald heb.’

‘Hoe groot is de bevolking van Gaia, Blits? Hoeveel mensen zijn er hier?’

‘Ongeveer een miljard. Wil je nu een exact getal?’

Trevize glimlachte verdrietig, ‘Ik kan zien dat je dat precieze getal desgewenst kunt ophoesten, maar ik neem met een ruw getal genoegen.’

‘In feite is onze bevolking stabiel,’ zei Blits. ‘Het oscilleert rond een getal dat iets hoger is dan een miljard. Ik kan als ik mijn bewustzijn verruim, de toename of vermindering van dat getal voelen. Ik vergroot mijn grenzen, maar dat is iets wat ik heel moeilijk aan iemand kan uitleggen die die ervaring nooit gekend heeft.’

‘Maar ik neem toch aan dat een miljard menselijke breinen en een aantal daarvan zijn van kinderen toch niet voldoende is om alle data vast te houden van een complexe maatschappij.’

‘Maar mensen zijn niet de enige levende wezens op Gaia, Trev.’

‘Wil je daarmee zeggen dat dieren ook kunnen herinneren?’

‘Niet-menselijke hersenen kunnen geen data met dezelfde dichtheid opslaan als mensen en een groot deel van de geheugencapaciteit en dat gaat voor mens en niet-mens gelijkelijk op wordt gebruikt voor persoonlijke herinnering waar het geheel hoegenaamd niets aan heeft; wat hooguit van belang is voor dat component van het planetaire bewustzijn dat ze herbergt. Maar aanzienlijke hoeveelheden hoogwaardige data kunnen, en worden ook in dierlijke hersenen opgeslagen. En idem in planteweefsels en in de minerale structuur van de planeet.’

‘In de minerale structuur? Je bedoelt de stenen en de bergen?’

‘En voor bepaalde data de oceaan en de atmosfeer. Ook dat is Gaia, vergeet dat niet.’

‘Maar wat kunnen niet-levende systemen opslaan?’

‘Een heleboel. De intensiteit is gering, maar het volume is zo groot dat een aanzienlijk deel van Gaia’s totale geheugen in bergen ligt opgeslagen. Het kost meer tijd om daarover te beschikken en om de data weer terug te zetten en daarom worden die bergen bij voorkeur gebruikt voor de opslag van dode data, zo te zeggen. Onderwerpen waar normaliter nooit vraag naar is.’

‘Wat gebeurt er als iemand sterft wiens breininhoud van aanzienlijke waarde is?’

‘Die data gaan niet verloren. Naarmate het brein na de dood oplost, verrot, opgaat in de grond, komt die kennis er geleidelijk uit en worden die geheugens in andere delen van Gaia opgeslagen. En als er een nieuw brein in babies groeit en al groeiende georganiseerder wordt, dan ontwikkelen ze met alleen hun persoonlijke geheugens en gedachten, maar worden ze ook op passende wijze uit andere bronnen van kennis bijgevoed. Wat jullie opvoeding noemen, geschiedt automatisch bij mij/wij/Gaia.’

Pelorat zei: ‘Eerlijk gezegd, Golan, is het idee van een levende wereld zo gek nog niet.’

Trevize wierp een zijdelingse blik op zijn mede-Foundationist. ‘Daar twijfel ik niet aan, Janov, maar ik ben niet onder de indruk. De planeet, hoe groot en gevarieerd ook, vertegenwoordigt slechts één brein. Een! Elk nieuw brein dat zich aandient versmelt in het geheel. Waar is de gelegenheid voor oppositie, voor onenigheid? Als je aan de geschiedenis van de mensheid denkt, dan zie je altijd die enkeling voor je die aanvankelijk door de maatschappij verguisd wordt, maar uiteindelijk als winnaar te voorschijn komt en het aanschijn van de wereld verandert. Welke kansen biedt Gaia aan de grote rebellen van de geschiedenis?’

‘Wij kennen ook interne conflicten,’ zei Blits. ‘Niet elk deel van Gaia hoeft per se met de gangbare mening mee te gaan.’

‘Maar dat verzet is natuurlijk uiterst beperkt,’ zei Trevize. ‘Je kunt in een enkel organisme niet teveel oproer hebben, anders werkt het niet behoorlijk. Als vooruitgang en ontwikkeling niet helemaal tot stilstand komen, kunnen ze er zeker door vertraagd worden. Mogen wij het risico lopen daar de hele Galaxis mee op te zadelen? De ganse mensheid?’

Blits zei zonder duidelijke emotie: ‘Twijfel je nu aan je eigen beslissing? Ben je van mening veranderd en zeg je nu dat Gaia een ongewenste toekomst voor de mensheid is?’

Trevize perste zijn lippen op elkaar en aarzelde. Toen zei hij langzaam: ‘Dat zou ik graag willen, maar… nog niet. Ik heb mijn beslissing genomen uitgaande van een bepaalde basis, een onderbewuste basis, en pas als ik erachter ben wat die basis is, kan ik werkelijk beslissen of ik mijn besluit handhaaf dan wel intrek. Zullen we het nu maar over Aarde hebben?’

‘En daar zul jij het wezen van de basis, op grond waarop jij je beslissing genomen hebt, begrijpen? Bedoel je dat, Trevize?’

‘Dat gevoel heb ik inderdaad. Dom beweert dat Gaia niet weet waar Aarde zich bevindt. En jij bent het, naar ik aanneem, met hem eens.’

‘Natuurlijk ben ik het met hem eens. Ik ben niet minder Gaia dan hij is.’

‘En je houdt kennis voor mij verborgen? Bewust, bedoel ik?’

‘Natuurlijk niet. Zelfs als Gaia kon liegen, dan zou hij, nooit tegen jou liegen. Boven alles zijn wij van jouw conclusies afhankelijk en die moeten accuraat zijn en daarom dienen ze op de werkelijkheid gebaseerd te zijn.’

‘In dat geval,’ zei Trevize, ‘moeten we maar eens van jouw wereldgeheugen gebruik maken. Ga naar het verleden en vertel me tot hoever je kunt teruggaan.’

Even was er een aarzeling. Blits keek met een leeg gezicht] naar Trevize alsof ze even in trance was. Toen zei ze: ‘Vijftienduizend jaar.’

‘Waarom aarzelde je?’

‘Zoiets kost tijd. Oude herinneringen — echt oude — bevinden zich vrijwel allemaal in de bergen en ik heb daar niet meteen toegang toe.’

‘Vijftienduizend jaar geleden dus. Is Gaia toen gekoloniseerd?’

‘Nee, naar ons beste geheugen is dat drieduizend jaar daarvoor gebeurd.’

‘Waarom ben je zo onzeker? Kun je, of kan Gaia, het je dan niet herinneren?’

Blits zei: ‘Dat is gebeurd voordat Gaia zich ontwikkeld had tot het punt waarop geheugen een globaal fenomeen werd.’

‘Dus voordat je op je collectieve geheugen kon vertrouwen, moet Gaia archieven hebben gekend. Bandjes, schijven, films, boeken, weet ik veel.’

‘Dat zal wel, maar het is zeer onwaarschijnlijk dat die het al die jaren hebben uitgehouden.’

‘Ze kunnen gekopieerd zijn. Of, en dat is nog beter, overgeplaatst zijn naar het globale geheugen toen dat zich eenmaal ontwikkeld had.’

Blits fronste haar voorhoofd. Deze keer duurde haar aarzeling langer. ‘Ik vind geen documentatie van het soort dat jij bedoelt.’

‘En waarom niet?’

‘Ik weet het niet, Trevize. Ik neem aan dat het niet echt belangrijk is geweest. Ik kan me voorstellen dat die gegevens als archaïsch werden beschouwd tegen de tijd dat de vroegere data verloren gingen. En dat ze overbodig waren.’

‘Je weet het dus niet. Je neemt aan, je gaat ervan uit, maar je weet het niet. Gaia weet het niet.’

Blits’ gezicht betrok. ‘Dat moet het geval zijn.’

‘Moet zijn? Ik ben geen deel van Gaia en daarom hoef ik niet aan te nemen wat Gaia aanneemt, om maar eens een voordeel aan te geven van de voordelen van isolatie. Ik, als Geïsoleerde, neem iets anders aan.’

‘En wat neem jij dan aan?’

‘Om te beginnen is er iets waar ik zeker van ben. Een beschaving in wording zal niet zomaar alle documenten over vroeger vernietigen. Ze worden zeker niet als archaïsch of overbodig beschouwd. Integendeel, ze zullen met eerbied worden behandeld en zo goed mogelijk worden bewaard. En zelfs als Gaia’s pre-globale geheugen was uitgewist, dan nog zou die vernietiging zeker niet vrijwillig gebeurd zijn.’

‘Hoe verklaar je het dan?’

‘In de Bibliotheek op Trantor zijn alle verwijzingen naar Aarde door iets of een kracht verwijderd die anders was dan die van de Tweede Foundation op Trantor. Kan het dan zijn dat ook op Gaia alle verwijzingen naar Aarde door een andere instantie dan Gaia zijn verdonkeremaand?’

‘Hoe weet je dat die vroege geschriften over Aarde gingen?’

‘Jij hebt me zelf gezegd dat Gaia ongeveer achttienduizend jaar geleden gekoloniseerd werd. Dat brengt ons terug naar de periode voor de oprichting van het Galactische Imperium, naar de periode waarin Gaia werd gekoloniseerd. En de eerste en belangrijkste kolonisten kwamen van Aarde. Dat zal Pelorat bevestigen.’

Pelorat werd overvallen door dit plotselinge beroep op hem en hij schraapte zijn keel. ‘Volgens de legenden is dat zo, liefje. Ik neem die legenden serieus en ik denk net als Golan Trevize dat het menselijke ras oorspronkelijk uit een enkele planeet voortgekomen is en die planeet was Aarde. De eerste kolonisten zijn van Aarde gekomen.’

‘En als dat het geval is,’ zei Trevize, ‘dan is Gaia in de eerste dagen van de hyper-ruimtevaart gesticht, zeer vermoedelijk door Aardbewoners, of mogelijk door bewoners van een niet zo’n oude wereld die niet lang daarvoor door Aardmensen was gekoloniseerd. Dan mogen we rustig aannemen dat de documentatie over de kolonisatie van Gaia en de eerste millennia daarna duidelijk naar Aarde en de Aardbewoners heeft verwezen. En die documentatie is nu weg, Blits. Iets heeft ervoor gezorgd dat Aarde nergens in de annalen van de Galaxis vermeld wordt. En als dat zo is dan moet daar een reden voor zijn.’

Blits zei verontwaardigd: ‘Dat is een vermoeden, Trevize. Daar heb je geen bewijzen voor.’

‘Maar het is toevallig wel Gaia dat bij hoog en bij laag beweert dat ik het speciale talent heb om op grond van onvolledige gegevens tot een juiste slotsom te komen. En als ik dan duidelijk tot een slotsom kom, moet jij me niet ineens gaan vertellen dat ik daar geen bewijzen voor heb.’

Blits hield haar mond.

Trevize vervolgde: ‘Des te meer reden om Aarde te zoeken. Ik ben van plan te vertrekken zodra de Verre Ster gereed is. Willen jullie nog meegaan?’

‘Ja,’ zei Blits terstond en ‘Ja,’ zei Pelorat.

II. Op naar Comporellen

5

De regen viel zacht neer. Trevize keek omhoog naar de hemel die massief grijs-wit was.

Hij had een regenhoed op die de druppels afstootte en ze naar alle richtingen wegschoot. Pelorat die een eind verderop stond om geen last van de wegspattende druppels te hebben, was niet zo beschermd.

Trevize zei: ‘Ik zie er de zin niet van in je nat te laten regenen, Janov.’

‘Van dat vocht heb ik geen last, ouwe reus,’ zei Pelorat en hij keek even plechtstatig als altijd. ‘Het is een lichte, warme regen. De wind heeft nauwelijks betekenis. En bovendien wil ik je op het oude gezegde wijzen: Als je op Anacreon bent, doe als de Anacreonianen.’ Hij gebaarde naar enkele Gaianen die bij de Verre Ster stonden en zwijgend toekeken. Ze stonden een eind uit elkaar alsof ze bomen in een Gaiaans bosje waren en geen van hen droeg een regenhoed.

‘Ik neem aan,’ zei Trevize, ‘dat zij geen last van de regen hebben, omdat de rest van Gaia toch nat wordt. De bomen, het gras, de grond, alles wordt nat en het zijn allemaal delen van Gaia, net als de Gaianen.’

‘Ik vind het wel logisch,’ zei Pelorat. ‘De zon zal zo gaan schijnen en dan wordt alles weer snel droog. De kleren kreuken of krimpen niet, je krijgt het niet koud en aangezien er hier geen nutteloze pathogenische organismen bestaan, loopt niemand een kou, een longontsteking of een griepje op. Waarom zou je je dan druk maken over een beetje vocht?’

Trevize kon hier best de logica van inzien, maar hij wilde zijn grief niet zomaar prijsgeven. Hij zei: ‘En toch is net nergens voor nodig dat het regent nu wij vertrekken. Deze regen is per slot vrijwillig. Gaia zou niet regenen als hij dat niet wilde. Het is net of hij ons zo wil laten zien hoe hij ons veracht.’

‘Misschien,’ zei Pelorat en zijn lippen vertrokken even, ‘weent Gaia van verdriet omdat wij weggaan.’

Trevize zei: ‘Dat kan zijn, maar het gaat niet voor mij op.’

‘Ik denk eigenlijk,’ vervolgde Pelorat, ‘dat de grond in deze streek best wat regen kan gebruiken en die noodzaak is belangrijker dan jouw verlangen naar zonneschijn.’

Trevize moest hierom glimlachen. ‘Ik geloof dat je echt op deze planeet gesteld bent, hè? En dan heb ik het niet alleen! over Blits.’

‘Dat is ook zo,’ zei Pelorat ietwat verontschuldigend. ‘Ik heb altijd een kalm, rustig leventje geleid. En deze wereld waar alles zo rustig en ordelijk toegaat is voor mij geknipt. Weet je Golan, als wij een huis bouwen, of een schip, dan proberen we een volmaakte schuilplaats te maken. We stoppen er van alles in wat we nodig hebben; we zorgen voor een prettige temperatuur, voor goede lucht, verlichting en alles wat een mens maar nodig heeft. Wij controleren de atmosfeer, wij manipuleren hem zo dat hij ons op het lijf gesneden is. Gaia is slechts een volgende stap op weg naar die behoefte tot comfort en veiligheid. Een hele planeet werkt hier aan mee. En wat mankeert daaraan?’

‘Wat eraan mankeert,’ zei Trevize, ‘is dat mijn huis of mijn schip is ingericht om mij te gerieven. Ik ben niet ingericht om de planeet te gerieven. Als ik deel van Gaia zou zijn, dan kon de planeet nog zo ideaal zijn, maar het zou me hooglijk dwarszitten dat ik alleen ben ontworpen om in dat geheel te passen.’

Pelorat tuitte zijn lippen. ‘Ik zou het argument kunnen bezigen dat elke maatschappij haar bevolking op zichzelf modelleert. Er ontstaan gebruiken die met de wensen van de maatschappij overeenkomen en die daarmee voor elk individu precieze grenzen stelt.’

‘In de maatschappijen die ik ken, kan de mens in opstand komen. Je hebt excentriekelingen, misdadigers.’

‘En wil jij soms excentriekelingen en misdadigers?’

‘Waarom niet? Jij en ik zijn excentriek. We zijn bepaald niet typerend voor de bevolking van Terminus. En wat misdadigers betreft, dat is een kwestie van definitie. En als de misdaad de prijs is die we voor rebellen, ketters en genieën moeten betalen, dan heb ik daar wat mij betreft geen moeite mee. Dan sta ik er zelfs op om die prijs te betalen.’

‘Zijn misdadigers dan de enig mogelijke betaling? Kun je geen genieën zonder misdaad hebben?’

‘Je kunt geen genieën en heiligen hebben zonder daarmee mensen die ver buiten de norm leven. En ik kan me zulke zaken niet voorstellen als er maar één norm is. Die moet met een zekere symmetrie gepaard gaan. Hoe het ook zij, ik wil een betere reden voor mijn beslissing om van Gaia het model te maken voor de toekomstige mensheid. Ik wil meer dan een planetaire versie van een gerieflijk huis.’

‘Mijn beste kerel, het was niet mijn bedoeling om jou je eigen beslissing aan te praten. Het was maar een observa…’

Hij hield op met spreken. Blits beende op hen af. Haar donkere haar was nat en haar kleding plakte aan haar lichaam en accentueerde haar brede heupen. Ze knikte hen toe toen ze naderbij kwam.

‘Sorry dat ik jullie opgehouden heb,’ zei ze en ze hijgde een beetje. ‘Het kostte me meer tijd om met Dom alles na te gaan dan ik verwacht had.’

‘Maar jij weet toch alles wat hij weet,’ zei Trevize.

‘Soms zijn er verschillen in interpretatie. We zijn per slot niet identiek en daarom kunnen we wel eens van mening verschillen. Luister,’ zei ze een tikkeltje geërgerd, ‘je hebt twee handen. Dié zijn allebei een deel van jou, en ze lijken identiek afgezien dat ze eikaars spiegelbeeld zijn. Toch gebruik je ze niet volstrekt hetzelfde. Sommige dingen doe je vooral met je rechterhand en andere met je linker. Verschillen in interpretatie, zogezegd.’

‘Daar heeft ze je te pakken,’ zei Pelorat met kennelijke voldoening.

Trevize knikte. ‘Het is een efficiënte analogie, als hij relevant zou zijn en daar ben ik niet zo zeker van. Hoe dan ook, kunnen we nu eindelijk aan boord gaan? Het regent, als ik daarop wijzen mag.’

‘Ja, ja, onze mensen hebben het schip verlaten en het is in perfecte staat.’ Ze keek Trevize nieuwsgierig aan. ‘Jij houdt je droog. Je mist de regendruppels.’

‘Inderdaad,’ zei Trevize. ‘Ik wil niet nat worden.’

‘Maar is het dan niet prettig om af en toe eens nat te worden?’

‘Zeker. Maar dat is dan mijn keuze, niet die van de regen.’

Blits haalde haar schouders op. ‘Zoals je wilt. Al onze bagage is aan boord, dus we kunnen wat mij betreft vertrekken.’

Het drietal liep naar de Verre Ster. De regen werd minder, maar het gras was nog erg nat. Trevize liep behoedzaam, maar Blits had haar slippers uitgeschopt en droeg die nu in een hand. Ze plaste blootsvoets door het natte gras.

‘Een verrukkelijk gevoel,’ zei ze in antwoord op Trevizes blik op haar voeten.

‘Mooi,’ zei hij afwezig. En toen, een beetje geprikkeld: ‘Wat doen die andere Gaianen daar?’

Blits zei: ‘Ze nemen deze gebeurtenis op. Voor Gaia is dit een kolossaal ogenblik. Jij bent belangrijk voor ons, Trevize. Stel dat je van mening verandert, dat je na je reis je beslissing herroept, en we nooit Galaxia worden, of zelfs niet als Gaia blijven bestaan, begrijp je?’

‘Ik vertegenwoordig dus leven en dood voor Gaia, voor de hele wereld.’

‘Dat geloven wij.’

Trevize bleef plotseling staan en zette zijn regenhoed af. Aan de hemel werden stukjes blauw zichtbaar. Hij zei: ‘Maar je hebt nu toch mijn stem. Als je me ombrengt, kan ik dat nooit meer veranderen.’

‘Golan,’ mompelde Pelorat geshockeerd, ‘hoe kun je zoiets vreselijks zeggen!’

‘Typerend voor een Geïsoleerde,’ zei Blits rustig. ‘Je moet begrijpen, Trevize, dat we niet in jou als persoon geïnteresseerd zijn en zelfs niet in jouw stem, maar in de waarheid, in de feiten. Jij bent slechts in zoverre belangrijk dat je een voertuig voor die waarheid bent en jouw stem is een indicatie van die waarheid. En dat verlangen we van jou. Als we jou doden om te verhinderen dat je van mening verandert, dan verbergen we hooguit de waarheid voor onszelf.’

‘Als ik jou vertel dat de waarheid non-Gaia is, gaan jullie daar dan opgewekt mee akkoord?’

‘Niet bepaald opgewekt, dat niet, maar het komt er uiteindelijk wel op neer.’

Trevize schudde zijn hoofd. ‘Als iemand me zou moeten overtuigen dat Gaia een verschrikking is, dan zou die precies dat argument van jou kunnen gebruiken.’ Toen zei hij met zijn ogen gericht op de geduldig wachtende (en vermoedelijk meeluisterende) Gaianen: ‘Waarom staan ze zo ver uit elkaar? En waarom heb je er zoveel nodig? Als een van jullie deze gebeurtenis gadeslaat en opslaat in zijn of haar herinnering, is die dan niet voor de rest van de planeet beschikbaar? Het kan toch als je wilt op wel een miljoen plaatsen opgeslagen worden?’

Blits zei: ‘Zij observeren deze gebeurtenis ieder uit een andere hoek en ieder van hen slaat het op in een brein dat een beetje van dat van de andere verschilt. Als al deze observaties bestudeerd worden, dan zal datgene wat gadegeslagen wordt veel beter verstaan worden door die gezamenlijke observaties dan door elke observatie, op zich beschouwd.’

‘Met andere woorden, het geheel is meer dan de som der delen.’

‘Precies. Nu heb je begrepen wat het wezen en de rechtvaardiging van Gaia’s bestaan is. Jij bent, als menselijk wezen, uit vijftig biljoen cellen opgebouwd, maar als multicellair individu ben je heel wat belangrijker dan die vijftig biljoen bij elkaar opgeteld. Daar ben je het zeker wel mee eens.’

‘Ja,’ zei Trevize, ‘daar ben ik het mee eens.’

Hij stapte het schip in en draaide zich om voor een laatste, korte blik op Gaia. De kortstondige regen had iets fris in de atmosfeer aangebracht. Hij zag een groene, weelderige, rustige, vreedzame wereld, een serene tuin midden in een kolkend en uitgeput heelal.

En Trevize hoopte vurig dat hij Gaia nooit meer zou zien.

6

Toen de luchtsluis achter hen sloot, had Trevize het gevoel dat hij misschien niet een nachtmerrie had buitengesloten, maar in elk geval wel iets dat dermate abnormaal was dat hij niet vrij had kunnen ademen.

Hij was er zich volledig van bewust dat dat abnormale nog steeds in de persoon van Blits aanwezig was. Zolang zij hier was, was Gaia er ook — en toch was hij er tevens van overtuigd dat haar aanwezigheid essentieel was. Dat was weer dat orakel in hem. Hij hoopte vurig dat hij nooit te veel geloof aan dat orakel zou gaan hechten.

Hij keek zijn schip rond en vond het prachtig. Het was pas van hem sinds Burgemeester Harla Branno van de Foundation hem gedwongen had ermee naar de sterren te gaan; een levende bliksemafleider, ontworpen om het vuur te trekken van degenen die zij als de vijanden van de Foundation zag. Die taak was vervuld, maar het schip was nog steeds van hem en hij was niet van plan het terug te geven.

Het was pas enkele maanden in zijn bezit, maar het was voor hem een thuis en hij kon zich slechts vaag voor de geest halen dat hij eens op Terminus gewoond had.

Terminus! De buiten het centrum gelegen naaf van de Foundation, ontworpen volgens Seldons plan om een tweede, en groter Imperium te vormen in de loop van vijf eeuwen, behalve dan dat hij, Trevize, daar een spaak tussen gestoken had. Zijn eigen beslissing had de Foundation tot niets gereduceerd. Hij had de grondslag gelegd voor een nieuwe maatschappij, een nieuwe vorm van leven, een beangstigende revolutie die groter was dan wat ook sedert de ontwikkeling van het multicellaire leven.

En nu was hij betrokken bij een reis die hemzelf zekerheid moest verschaffen of zijn beslissing al dan niet juist was geweest.

Hij merkte dat hij zich roerloos aan zijn overpeinzingen had overgegeven en daarom schudde hij boos op zichzelf het hoofd. Hij snelde naar de cockpit en trof daar zijn computer aan.

Die glinsterde; alles glinsterde. De onderhoudsbeurt was uitermate zorgvuldig verricht. De contacten die hij lukraak sloot, deden het perfect en werkten zo mogelijk nog soepeler dan voorheen. Het ventilatiesysteem was zo geluidloos dat hij zijn hand op de luchtspleten moest leggen om zich ervan te vergewissen dat er een luchtstroom was.

De lichtcirkel op de computer glansde uitnodigend. Trevize raakte hem aan, het licht verspreidde zich en bedekte nu de bovenkant van de computer. De silhouetten van een linker- en rechterhand werden zichtbaar. Hij haalde diep adem en merkte dat hij een poos zijn adem had ingehouden. De Gaianen wisten niets van de technologie van de Foundation en hadden onbedoeld gemakkelijk de computer kunnen ontregelen. Maar dat was niet gebeurd; de handen waren het bewijs.

De cruciale test kwam als hij zijn eigen handen op de silhouetten legde, maar hij aarzelde even. Hij zou vrijwel meteen weten of er iets mis was, maar als dat het geval was, wat kon hij dan doen! Voor reparatie zou hij terug naar Terminus moeten en hij wist zeker dat Burgemeester Branno hem nooit meer zou laten gaan. En als hij niet…

Hij kon zijn hart horen bonken, maar het had duidelijk weinig zin om de spanning te rekken.

Hij stak zijn handen uit, rechts, links en legde ze over de silhouetten op de console. Ogenblikkelijk had hij het gevoel dat een ander paar handen de zijne vasthield. Zijn zintuigen breidden zich uit en hij zag Gaia nu vanuit alle richtingen, groen en vochtig. De Gaianen keken nog steeds toe. Hij dwong zich omhoog te kijken en zag toen een grotendeels bewolkte lucht. Toen hij dat wilde, verdwenen de wolken en hij keek naar een ononderbroken hemel waar de baan van Gaia’s zon stond afgetekend.

Weer oefende hij zijn wil uit. Het blauw schoof opzij en hij zag de sterren.

Hij wiste ze uit, en wilde en zag de Galaxis als een in elkaar geperst karrewiel. Hij testte de projectie van de computer, paste diens oriëntatie aan, bracht wijzigingen aan in de schijnbare vooruitgang van de tijd. Eerst liet hij het wiel naar de ene kant draaien en toen naar de andere. Hij zocht de zon van Sayshell op, de dichtstbijzijnde belangrijke ster voor Gaia; vervolgens de zon van Terminus; toen die van Trantor; de een na de ander. Hij reisde van ster naar ster op de Galactische kaart die ergens in de ingewanden van de computer was ingevoerd.

Toen trok hij zijn handen terug en liet zich weer door de wereld van de werkelijkheid omringen. Het drong tot hem door dat hij al die tijd gestaan had, half gebogen over de computer om het handcontact te maken. Hij voelde zich stijf en moest zijn rugspieren strekken voordat hij kon zitten.

Met een warm gevoel van opluchting staarde hij naar de computer. Die had volmaakt gewerkt. Hij leek zo mogelijk nog beter op Trevize afgestemd en wat hij voor de machine voelde kon als liefde omschreven worden. Uiteindelijk waren ze deel van elkaar als Trevize zijn handen vasthield (hij weigerde resoluut de computer als vrouwelijk te zien). Zijn wil leidde, bepaalde, ervoer en was nu deel van een groter zelf. Hij en de computer moesten nu voelen (de vergelijking drong zich plotseling op en verontrustte hem), op kleinere schaal, dat wat Gaia heel wat massaler ervoer.

Hij schudde zijn hoofd. Nee! In de kwestie van hemzelf en de computer was hij — Trevize — volledig de baas. De computer was volledig aan hem ondergeschikt.

Hij ging staan en liep naar het kleine keukentje en de eethut. Hij had meer dan voldoende voedsel aan boord, alles juist gekoeld en gemakkelijk te verhitten. Ook had hij al gezien dat de boekfilms in zijn hut op hun plaats stonden en hij was er redelijk zeker van — nee, helemaal zeker — dat Pelorat zijn persoonlijke bibliotheek veilig had opgeborgen. Anders had hij heus wel iets van hem gehoord.

Pelorat! Dat mocht hij niet vergeten. Hij liep Pelorats hut binnen, is hier ook plaats voor Blits, Janov?’

‘O jawel hoor.’

‘Als je wilt kan ik van de kajuit een slaapkamer voor haar maken.’

Blits keek met grote ogen op. ‘Ik heb geen behoefte aan een aparte slaapkamer. Ik ben heel tevreden om hier bij Pel te slapen. Maar ik neem aan dat ik wel van de andere vertrekken gebruik mag maken. De sportzaal, om maar iets te noemen.’

‘Natuurlijk. Elk vertrek behalve het mijne.’

‘Mooi. Dat zou ik ook voorgesteld hebben als ik het voor het zeggen had gehad. En jij blijft natuurlijk uit onze hut weg.’

‘Natuurlijk,’ zei Trevize. Hij keek omlaag en zag dat zijn tenen over de drempel staken. Hij deed een halve stap naar achteren en zei grimmig: ‘Dit is geen bruidssuite, Blits.’

‘Gezien het piepkleine formaat van dit vertrek zou ik zeggen dat het geknipt is voor wittebroodsweken.’

Trevize probeerde zijn glimlach tegen te houden. ‘Jullie zullen heel veel van elkaar moeten houden.’

‘Dat doen we ook,’ zei Pelorat. Hij voelde zich kennelijk weinig op zijn gemak bij deze wending van het gesprek. ‘Heus, je kunt dit soort zaken rustig aan ons overlaten, ouwe makker.’

‘Maar dat kan ik niet,’ zei Trevize langzaam. ‘Ik wil jullie toch echt duidelijk maken dat dit geen uitstapje van twee geliefden is. Ik maak geen bezwaar tegen alles wat jullie met wederzijds goedvinden doen, maar je moet wel beseffen dat je geen privacy hebt. Ik hoop dat je dat begrijpt, Blits.’

‘Er is een deur,’ zei Blits, ‘en ik ga ervan uit dat je ons niet zult storen als die op slot is — tenzij in noodgevallen, natuurlijk.’

‘Natuurlijk niet. Maar de muren laten wel alle geluid door.’

‘Wat jij feitelijk wilt zeggen, Trevize,’ zei Blits, ‘is dat je heel duidelijk elk gesprek tussen ons kunt horen alsmede alle geluiden als we met seks bezig zijn.’

‘Ja, dat wil ik zeggen. En met dat in het achterhoofd verwacht ik wel dat je je activiteiten zult beperken. Dat is misschien niet zo leuk en het spijt me zeer, maar zo is het nu eenmaal.’

Pelorat schraapte zijn keel en zei vriendelijk: ‘Dat probleem, Golan, heb ik al onder ogen moeten zien. Je begrijpt dat elke sensatie die Blits ervaart als ze bij mij is, door heel Gaia wordt ervaren.’

‘Daar heb ik aan gedacht, Janov,’ zei Trevize die een grimas probeerde te onderdrukken. ‘Ik had het niet willen vermelden, maar misschien was het nog niet bij je opgekomen.’

‘Ik vrees dat dat wel het geval is,’ zei Pelorat.

Blits zei: ‘Maak er nou toch geen punt van, Trevize. Op elk moment van de dag en de nacht zijn er duizenden mensen op Gaia met seks bezig; er zijn miljoenen die eten, drinken of zich aan andere geneugten overgeven. Dit verhoogt alleen maar dat algeheel gevoel van welbehagen dat Gaia bevangt, elk deel daarvan. De lagere diersoorten, de planten, de mineralen, hebben progressief afnemende genoegens die ook tot dat algehele bewustzijn van Gaia bijdragen. Geen enkele andere wereld heeft zoiets.’

‘Wij hebben onze particuliere genoegens,’ zei Trevize, ‘die we al dan niet en min of meer kunnen uitdragen, maar we kunnen ze desgewenst ook voor ons houden.’

‘Als je wist wat wij kunnen voelen, dan zou je pas beseffen hoe armzalig jullie Geïsoleerden in dat opzicht zijn.’

‘Hoe weet jij wat wij voelen?’

‘Zonder te weten hoe jij je voelt, mogen we er rustig van uitgaan dat een wereld van gemeenschappelijk genot heel wat intenser is dan die waarover een enkel geïsoleerd individu kan beschikken.’

‘Dat kan best, maar zelfs al zijn mijn genoegens armzalig, dan nog zijn het mijn vreugden en smarten en dat wil ik zo houden. Ik ben liever mezelf en geen bloedbroeder tot de eerste de beste steen.’

‘Je moet niet spotten,’ zei Blits. ‘Want jij hecht wel degelijk waarde aan minerale kristallen in je tanden en botten en je zou niet graag hebben dat daar iets onaangenaams mee gebeurde, hoewel die niet meer bewustzijn kennen dan het gemiddelde kristal van die grootte.’

‘Dat is waar,’ zei Trevize, ‘maar we zijn van het onderwerp afgedwaald. Het kan mij niet schelen, Blits, dat heel Gaia jouw genoegens deelt, maar ik wil er niets mee te maken hebben. We leven hier op eikaars lip en ik heb geen lust om zelfs indirect in jullie activiteiten betrokken te worden.’

Pelorat zei: ‘Waar maken we ruzie over, beste kerel? Ik heb net zo weinig lust als jij om mijn privacy aangetast te zien. Of de jouwe. Blits en ik zullen discreet zijn, nietwaar Blits?’

‘Zoals je wilt, Pel.’

‘En we zullen trouwens meer op een planeet vertoeven dan in de ruimte,’ voegde Pelorat hieraan toe. ‘En daar hebben we dus alle gelegenheid voor echte privacy.’

‘Wat je op planeten doet, is mijn zaak niet,’ onderbrak Trevize hem. ‘Maar op dit schip ben ik de kapitein.’

‘Precies,’ zei Pelorat.

‘En nu we dit vastgelegd hebben, moeten we maar eens gaan.’

‘Wacht even.’ En Pelorat greep Trevize bij diens mouw. ‘Maar waar naar toe? Jij weet niet waar Aarde is, evenmin als Blits en ik. En je computer weet het ook niet. Je hebt me al lang geleden verteld dat elke informatie over Aarde ontbreekt. Wat ben je dan van plan? Je kunt toch niet lukraak door de ruimte drijven, beste kerel.’

Bij deze woorden glimlachte Trevize op een wijze die bijna vreugdevol te noemen was. Voor het eerst sinds hij in de greep van Gaia gekomen was, voelde hij zich meester over zijn eigen lot.

‘Ik geef je de verzekering, Janov,’ zei hij, ‘dat het niet in mijn bedoeling ligt om lukraak te drijven. Ik weet precies waar ik naartoe ga.’

7

Pelorat liep snel de cockpit in. Hij had op de deur geklopt en een passende tijd gewacht, zonder antwoord te krijgen. Hij trof Trevize aan die gespannen naar het sterrenveld keek.

Pelorat zei: ‘Golan …’ en wachtte toen.

Trevize keek op. ‘Janov! Ga zitten. Waar is Blits?’

‘Die slaapt. We zijn al in de ruimte, zie ik.’

‘Dat zie je goed.’ Trevize was niet verwonderd dat de ander enigszins verbaasd was. In de nieuwe gravitische schepen was het eenvoudig onmogelijk om een opstijging te voelen. Er waren geen inertie-effecten; geen acceleratie-gewaarwordingen; geen lawaai; geen trilling.

De Verre Ster kon met zijn vermogen zich van zwaartekrachtvelden buiten het zijne isoleren en van een planetair oppervlak vertrekken alsof hij op een soort kosmische zee zweefde. En tegelijk bleef het zwaartekrachtveld binnen het schip paradoxaal genoeg normaal.

Als het schip nog in de atmosfeer vertoefde, was het niet nodig om te versnellen zodat het gesuis en getril van snel passerende lucht afwezig was. Maar als de atmosfeer eenmaal gepasseerd was, kon de Verre Ster vaart maken zonder dat zijn passagiers hier iets van merkten.

Dit schip bood een maximum aan comfort en Trevize kon zich geen verbetering indenken tot het ogenblik waarop menselijke wezens zonder gebruik van schepen door de hyper-ruimte konden snellen en zonder zorgen over zwaartekrachtvelden die te belastend konden zijn. Op dit ogenblik moest de Verre Ster zich nog enkele dagen van Gaia’s zon verwijderen totdat de zwaartekracht-intensiteit niet meer in staat was de Sprong te hinderen.

‘Golan, beste kerel,’ zei Pelorat, ‘mag ik even met je praten? Heb je het niet te druk?’

‘Helemaal niet. De computer zorgt voor alles als ik hem eenmaal geprogrammeerd heb. En soms lijkt hij mijn instructies te voorzien en voert hij ze al uit voor ik ze geformuleerd heb.’ Trevize streelde liefkozend over de console.

Pelorat zei: ‘Wij zijn heel goede vrienden geworden, Golan, in de korte tijd dat we elkaar kennen, hoewel ik moet toegeven dat het me nauwelijks een korte tijd lijkt. Er is al zoveel gebeurd. En het is gek, weet je. Ik leef al betrekkelijk lang, maar ik heb het gevoel dat de helft van mijn ervaringen zich in de afgelopen paar maanden heeft afgespeeld. Dat lijkt me althans zo. Ik zou bijna kunnen denken …’

Trevize stak een hand op. ‘Janov, je dwaalt af, je wilt iets anders zeggen, oké? Je begon met te zeggen dat we in zeer korte tijd heel goede vrienden zijn geworden. Dat is zo. Maar jij kent Blits nog korter en daar ben je zelfs nog vriendschappelijker mee geworden.’

‘Dat is heel wat anders,’ zei Pelorat en hij schraapte verlegen zijn keel.

‘Natuurlijk,’ zei Trevize, ‘maar wat wil die opmerking over onze korte, maar blijvende vriendschap beduiden?’

‘Als, mijn beste kerel, we nog steeds vrienden zijn zoals je zonet zei, dan moet ik het nu over Blits hebben die me heel na aan het hart ligt.’

‘Dat begrijp ik. En wat wil je daarmee zeggen?’

‘Ik weet, Golan, dat je niet dol op Blits bent, maar zou je voor mij…’

Trevize stak een hand op. ‘Ogenblikje, Janov. Ik ben niet kapot van Blits, maar ik haat haar evenmin. Ik koester helemaal geen animositeit jegens haar. Ze is een aantrekkelijke jonge vrouw en zelfs als ze dat niet was, dan zou ik voor jou best bereid zijn haar zo te vinden. Maar ik kan Gaia niet uitstaan.’

‘Maar Blits is Gaia.’

‘Dat weet ik, Janov. En dat maakt de dingen zo gecompliceerd. Zolang ik aan Blits als een persoon denk, is er niets aan de hand. Maar als ik aan haar als Gaia denk, dan …’

‘Maar je hebt Gaia nog geen kans gegeven, Golan. Luister, ouwe makker, ik wil iets bekennen. Als Blits en ik intiem zijn, laat ze me soms even haar geest delen. Hooguit enkele ogenblikken, want ze zegt dat ik te oud ben om me aan te passen. Grijns nou niet zo, Golan, jij zou er ook te oud voor zijn. Als een Geïsoleerde, zoals jij of ik, langer dan een minuutje of twee deel van Gaia zou uitmaken, zou hij hersenletsel oplopen en dat zou onherstelbaar zijn als het vijf of tien minuten zou duren. O, kon je het maar eens meemaken, Golan.’

‘Wat? Onherstelbaar hersenletsel! Dank je feestelijk.’

‘Golan, je wilt me expres niet begrijpen. Ik bedoel, alleen dat korte ogenblik van vereniging. Je weet niet wat je mist. Het is onbeschrijflijk. Blits zegt dat het een gevoel van vreugde is. Je zou het kunnen vergelijken met het gevoel van vreugde dat je ondervindt als je bijna sterft van de dorst en dan een glas water krijgt. Ik weet niet eens hoe ik het je uit moet leggen. Je deelt in alle genoegens die een miljard mensen apart ervaren. Het is geen regelmatig genoegen, anders zou je het snel niet meer voelen. Het vibreert — tintelt — heeft een vreemd, kloppend ritme dat je niet laat gaan. Het is meer vreugde, nee, niet meer, het is een betere vreugde dan je ooit individueel zou smaken. Als ze zich afgrendelt kan ik wel huilen …’

Trevize schudde zijn hoofd. ‘Je bent verbazend welsprekend, goede vriend, maar het klinkt voor mij precies als een verslaving aan een pseudo-endorfine of een van die andere drugs die je korte tijd plezier geven maar op de lange duur in permanente ellende storten. Niks voor mij! Ik ben niet van zins om mijn individualiteit voor een kortstondig genot te ruilen.’

‘Ik heb nog steeds mijn individualiteit, Golan.’

‘Maar hoelang, Janov, zal dat duren als je daarmee door gaat? Je smeekt telkens om meer totdat die drug je hersenen beschadigt. Janov, laat Blits je dat niet aandoen … Misschien dat ik het daar eens met haar over moet hebben.’

‘Nee! Jij bent niet bepaald een wonder van tact, weet je en ik wil haar geen pijn doen. Ik verzeker je dat ze in dat opzicht beter voor mij zorgt dan jij je kunt voorstellen. Ze maakt zich meer zorgen over dat eventuele hersenletsel dan ik. Wees daar maar verzekerd van.’

‘Goed. Dan zal ik het tegen jou zeggen, Janov. Doe het niet meer. Je hebt al tweeënvijftig jaar geleefd met je eigen genoegens en vreugden en je hersenen kunnen dat makkelijk aan. Laat je niet meesleuren door een nieuwe, onbekende drug. Daar betaal je vroeg of laat je prijs voor.’

‘Ja Golan,’ zei Pelorat op gedempte toon en hij keek naar de punt van zijn schoenen. Toen zei hij: ‘Maar bekijk het nu eens zo, Golan. Stel dat je een eencellig wezen bent…’

‘Ik weet wat je wilt gaan zeggen, Janov. Vergeet het maar. Blits en ik hebben die analogie al ter sprake gebracht.’

‘Jawel, maar probeer het even. Stel, er zijn eencellige organismen met een menselijk niveau van bewustzijn. Ze kunnen denken en fantaseren. En dan worden ze geplaatst voor de mogelijkheid een multi-cellair organisme te worden. Zouden die eencellige organismen dan ook niet treuren over hun verlies aan individualiteit en zich bitter verzetten tegen een gedwongen opname in een allesomvattend organisme? En zouden ze daar dan gelijk in hebben? Nee. Kan een individuele cel zich ooit de macht van het menselijke brein indenken?’

Trevize schudde krachtdadig zijn hoofd. ‘Nee Janov, die vergelijking gaat niet op. Enkelcellige organismen kennen geen bewustzijn en kunnen niet denken, en zo ze dat kunnen, is het zo oneindig weinig dat je het praktisch verwaarlozen kunt. Dit soort voorwerpen kan geen individualiteit verliezen of combineren, want het is er nooit geweest. Een menselijk wezen daarentegen heeft wel degelijk een bewustzijn en het vermogen om te denken. Dat bewustzijn en die onafhankelijke intelligentie zijn wel degelijk aanwezig en daarom gaat die vergelijking niet op.’

Het was stil, een bijna kwellende stilte. En Pelorat die het gesprek een andere richting op probeerde te dwingen zei: ‘Waarom staar je naar dat scherm?’

‘Uit gewoonte,’ zei Trevize met een wrange glimlach. ‘De computer vertelt me dat we niet door Gaiaanse schepen worden gevolgd en dat ook geen vloot van Sayshell op ons afkomt. Toch kijk ik benauwd, juist door mijn eigen onvermogen die schepen te zien, hoewel de sensoren van de computer honderden keren scherper en beter zijn dan mijn ogen. En de computer kan bovendien hele delen van de ruimte uiterst delicaat aftasten, eigenschappen waar mijn ogen helemaal niet aan toe zijn. En dat alles wetende, moet ik toch zelf kijken.’

Pelorat zei: ‘Als we echt vrienden zijn, Golan …’

‘Ik beloof je dat ik Blits geen pijn zal doen, althans niet bewust.’

‘Maar er is nog wat. Je houdt je bestemming voor je alsof je me niet vertrouwt. Waar gaan we naar toe? Denk jij te weten waar Aarde is?’

Trevize keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Wil je dat weten? Heb ik dat geheim soms voor me gehouden? Sorry. Maar ook dat heeft met Blits te maken.’

‘Blits? Wil je niet dat zij het weet! Luister vriend, je kunt haar totaal vertrouwen.’

‘Daar gaat het niet om. Wat heeft het voor zin om haar niet te vertrouwen? Ik neem aan dat ze elk geheimpje moeiteloos uit mijn geest kan peuteren. Ik geloof dat ik een kinderachtiger reden heb. Ik heb het gevoel dat je alleen maar aandacht aan haar besteedt en dat ik niet echt meer voor je besta.’

Pelorat wist niet waar hij het zoeken moest. ‘Maar dat is niet waar, Golan.’

‘Dat weet ik, maar ik probeer mijn eigen gevoelens te analyseren. Jij bent met zorgen over onze vriendschap bij mij gekomen en nu ik daarover nadenk, denk ik dat ik dezelfde angst heb gehad. Ik heb het niet openlijk tegenover mezelf toegegeven, maar ik heb het gevoel dat Blits jou afgepakt heeft. Wie weet probeer ik wel quitte te komen door dingen voor jou verborgen te houden. Kinderachtig, vind je niet?’

‘Golan!’

‘Ik heb toch al gezegd dat het kinderachtig was. Maar toon mij maar eens iemand die nooit kinderachtig is. We zijn wèl vrienden. Dat staat vast en daar speel ik geen spelletje mee. We zijn op weg naar Comporellen.’

‘Comporellen?’ Pelorat wist even niet waar Trevize het over had.

‘Je herinnert je toch zeker nog wel mijn vriend, de verrader, Munn Li Compor. Jij en ik hebben hem op Sayshell ontmoet.’

Pelorats gezicht drukte glashelder uit dat hij het zich nu helemaal herinnerde. ‘Natuurlijk weet ik dat nog. Comporellen was de wereld van zijn voorouders.’

Als dat zo is. Ik geloof niet alles wat Compor heeft gezegd. Maar Comporellen is een bekende wereld en volgens Compor zijn de bewoners bekend met Aarde. Nou, dan moeten we daar eens naartoe gaan. Misschien leidt het tot niets, maar het is het enige aanknopingspunt dat we hebben.’

Pelorat schraapte zijn keel en keek onzeker. ‘Weet je dat zeker, beste kerel?’

‘Er is niets waar ik zeker of onzeker over ben. Maar het is een begin en we hebben geen keuze. Daar zullen we onze zoektocht beginnen.’

‘Jawel, maar als we dat doen op basis van wat Compor ons verteld heeft, dan moeten we misschien ook alles wat hij gezegd heeft in ons besluit betrekken. Ik weet nog hoe hij ons met de grootste nadruk heeft verteld dat Aarde niet meer als levende planeet bestaat. Dat haar oppervlak radioactief is en volstrekt levenloos. En als dat zo is, dan heeft onze reis naar Comporellen geen enkele zin.’

8

Ze lunchten gedrieën in de eethut die nu direct zo vol was dat niemand zich kon keren.

‘Uitstekend,’ zei Pelorat uiterst tevreden. ‘Komt dit eten van onze oorspronkelijke voorraad uit Terminus?’

‘Nee hoor,’ zei Trevize. ‘Die is allang op. Dit kochten we op Sayshell voor we naar Gaia vertrokken. Ongewoon, vind je niet? Het lijkt wel zeevoedsel, maar het is knapperig. En dit hier, toen ik het kocht verkeerde ik in de veronderstelling dat het kool was, maar het smaakt heel anders.’

Blits luisterde, maar mengde zich niet in het gesprek. Behoedzaam prikte ze met haar vork op haar bord.

Pelorat zei zacht: ‘Je moet eten, liefje.’

‘Dat weet ik, Pel, en ik eet ook.’

Trevize zei met niet helemaal verholen ongeduld: ‘We hebben ook Gaiaans voedsel, Blits.’

‘Dat weet ik,’ zei Blits. ‘Maar dat zou ik liever tot het laatst willen bewaren. We weten niet hoelang we in de ruimte zullen zijn en uiteindelijk moet ik toch leren om Geïsoleerd voedsel te eten.’

‘Is het zo erg? Of eet Gaia alleen maar Gaia?’

Blits zuchtte. ‘Er bestaat een gezegde: “Als Gaia Gaia eet, dan is er geen winst of verlies.” Het is dan niet meer dan een verplaatsing van bewustzijn op en neer de ladder. Wat ik ook op Gaia eet, is Gaia en als veel daarvan in mijn stofwisseling is opgenomen en mij geworden is, dan nog blijft het Gaia. Door het feit dat ik eet, krijgt iets van wat ik eet de kans om tot een hogere graad van bewustzijn te geraken terwijl andere delen natuurlijke afvalstoffen worden en daarmee zinken op de ladder van bewustzijn.’

Ze nam een ferme hap van haar eten, kauwde krachtig, slikte en zei: ‘Het is een kolossale circulatie. Planten groeien en worden door dieren gegeten. Dieren eten en worden gegeten. Elk organisme dat sterft wordt opgenomen in de cellen van de schimmels, verrottingsbacteriën, enzovoort, maar nog steeds blijft het Gaia. In deze ontzaglijke keerkring van bewustzijn heeft zelfs anorganisch materiaal een rol en zelfs dat heeft kans om af en toe tot een hogere intensiteit van bewustzijn te geraken.’

‘Dat kun je van elke wereld zeggen,’ zei Trevize. ‘Elke atoom in mij heeft al een lange geschiedenis waarin het deel van talloze levende wezens kan hebben uitgemaakt met inbegrip van mensen. En geruime tijd kan het deel van de zee, of een brok steenkool, of een rots of de wind geweest zijn.’

‘Maar op Gaia,’ zei Blits, ‘nemen alle atomen constant deel aan een hoger planetair bewustzijn waarvan jij niets weet.’

‘En wat gebeurt er dan met die groenten uit Sayshell die jij eet?’ vroeg Trevize. ‘Worden die ook deel van Gaia?’

‘Inderdaad, maar dat duurt heel lang. En de afvalstoffen die ik afscheid worden geleidelijk steeds minder Gaia. Wat me hier verlaat, verliest in feite elk contact met Gaia. Het heeft zelfs niet meer het indirecte hyperruimtelijke contact dat ik dank zij mijn hogere bewustzijn nog kan onderhouden. Door dit hyperruimtelijke contact kan ik niet-Gaiaans voedsel in Gaia omzetten, maar snel gaat dit niet.’

‘En hoe zit het met het Gaiaanse voedsel in onze opslagruimte? Wordt dat ook langzaam niet-Gaiaans? Want als dat het geval is, zou ik het maar eten als ik jou was.’

‘Daar hoef je je niet bezorgd om te maken,’ zei Blits. ‘Ons Gaiaans voedsel is dusdanig behandeld dat het nog heel lang deel van Gaia zal blijven.’

Pelorat zei plotseling: ‘Maar wat gebeurt er met ons als wij Gaiaans voedsel eten? En wat is er met ons gebeurd toen we op Gaia zelf Gaiaans voedsel gebruikten? Worden wij ook langzaam in Gaia omgezet?’

Blits schudde haar hoofd en een vreemde uitdrukking flitste over haar gezicht. ‘Nee, wat jullie hebben gegeten is voor ons verloren gegaan. Althans die delen die in jullie stofwisseling zijn opgenomen. Wat je uit je lichaam verwijderd hebt is Gaia gebleven of is uiteindelijk heel langzaam Gaia geworden, zodat de balans niet verstoord is geraakt. Maar talloze atomen op Gaia zijn niet-Gaia geworden als gevolg van jullie bezoek aan ons.’

‘Waarom is dat zo gegaan?’ vroeg Trevize nieuwsgierig. ‘Omdat jullie nooit de ommekeer hadden doorstaan, zelfs niet een zeer gedeeltelijke. Jullie waren onze gasten, jullie waren bij wijze van spreken onder dwang naar ons gevoerd en we moesten jullie voor gevaar behoeden, zelfs al ging dit ten koste van nietige fragmentjes Gaia. Die prijs hebben we willen betalen, maar erg gelukkig zijn we er niet mee geweest.’

‘Dat betreuren wij,’ zei Trevize. ‘Maar weet je zeker dat niet-Gaiaans eten, of bepaalde soorten van niet-Gaiaans eten, op den duur niet schadelijk voor jou is?’

‘Nee,’ zei Blits. ‘Wat eetbaar is voor jullie, is ook eetbaar voor mij. Ik heb daarbij nog het probleem dat ik dat soort eten niet alleen moet metaboliseren in Gaia, maar tevens in mijn eigen weefsels. Dit roept een psychologische barrière op die mijn genoegen in eten bederft. En daarom eet ik zo langzaam, maar mettertijd zal dat wel beter worden.’

‘En infectie?’ riep Pelorat geschrokken uit. ‘Waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht? Blits, op elke planeet waarop wij landen zullen ongetwijfeld micro-organismen zijn waartegen jij geen verdediging hebt. En dan zul je aan een heel eenvoudige infectie kunnen sterven. Trevize, we moeten terug.’

‘Geen paniek, Pel, liefje,’ zei Blits glimlachend. ‘Ook micro-organismen worden in Gaia omgezet als ze deel van mijn voedsel zijn of op een andere wijze mijn lichaam binnengaan. En als ze kwaad willen, worden ze des te sneller geassimileerd. En eenmaal Gaia, doen ze me geen kwaad.’

De maaltijd was bijna afgelopen. Pelorat dronk van zijn kruidige warme mengsel van vruchtesappen. ‘O hemel,’ zei hij en likte zijn lippen af. ‘We moeten weer van onderwerp veranderen. Het lijkt wel of dat mijn enige bezigheid aan boord is: van onderwerp veranderen. Waarom is dat toch zo?’

Trevize zei plechtig: ‘Omdat Blits en ik ons hardnekkig aan elke discussie vastklampen, ongeacht het onderwerp. We hebben jou nodig, Janov, om niet stapel te worden. Waar had je het over willen hebben, vriend?’

‘Ik heb mijn referentie-materiaal over Comporellen er eens op nageslagen. Die hele sector is rijk aan legenden. Comporellen werd heel lang geleden gekoloniseerd, in het eerste millennium van hyperruimtelijk reizen. Comporellen spreekt zelfs over een legendarische stichter, Benbally genaamd, maar zegt niet waar hij vandaan kwam. Ze zeggen dat de planeet oorspronkelijk Benbally’s Wereld heette.’

‘En hoeveel waarheid zit hier volgens jou in, Janov?’

‘Een hele kleine kern, maar ik weet niet wat voor een kern.’

‘Ik heb nooit van ene Benbally in onze geschiedenis gehoord. Jij wel?’

‘Nee, ik ook niet, maar je weet dat in het laat-Imperiaanse tijdperk de pre-Imperiaanse geschiedenis doelbewust is onderdrukt. In de rumoerige laatste eeuwen van het Imperium vonden de keizers het verstandig om plaatselijk patriottisme te onderdrukken, met alle reden, vanuit hun oogpunt bezien, want dat verwekte maar onrust en ontwrichting. Maar in vrijwel elke sector van de Galaxis begint de ware geschiedenis, compleet met alle overleveringen en documentatie en accurate geschiedschrijving pas vanaf het moment dat de invloed van Trantor voelbaar is en de betrokken sector zich al met het Imperium heeft verbonden of daardoor geannexeerd is.’

‘Ik dacht niet dat je geschiedenis zo gemakkelijk kon uitwissen,’ zei Trevize.

‘Dat is ook vaak heel moeilijk,’ zei Pelorat. ‘Maar een machtige, vastbesloten regering kan de geschiedschrijving verzwakken. En als deze voldoende verzwakt is, zal de vroege historie afhankelijk zijn van her en der verspreid materiaal dat gemakkelijk in folklore ontaardt. Die folklore wordt dan onveranderlijk fraaier gemaakt waardoor die sector ouder en machtiger lijkt dan hij naar alle waarschijnlijkheid geweest is. En hoe idioot een legende ook kan zijn, of hoe onmogelijk op het eerste gezicht, de betrokkenen gaan hem uit vaderlandsliefde geloven. Ik kan je verhalen vertellen over elke hoek van de Galaxis. Allemaal beweren ze direct van Aarde af te stammen, hoewel ze wel eens een andere naam voor de moederplaneet gebruiken.’

‘Wat voor namen?

‘Een heleboel. Soms noemen ze Aarde de Enige, en soms: de Oudste. Of ze reppen van de Gemaande Wereld, hetgeen volgens sommige deskundigen op haar gigantische satelliet slaat. Anderen spreken over de Verloren Wereld. En dat woord Gemaand schijnt te maken te hebben met maan, waarmee geestesziekte in verband wordt gebracht.’

Trevize zei vriendelijk: ‘Hou op, Janov! Er komt geen einde aan jouw deskundigen die elkaar tegenspreken. Maar die legenden bestaan overal, zeg je.’

‘Jazeker, beste kerel. Je stuit erop zodra je je wat thuis gaat voelen in die menselijke gewoonte om te beginnen met een kern van waarheid, waar dan laag na laag fraaie vervalsingen op gestapeld worden, zoals die oesters op Rhampora die parels kunnen vormen op een stukje vuil. Die metafoor kwam ik tegen toen ik . ..’

‘Janov! Hou weer op! Zeg eens, wijken de legenden van Comporellen hiervan af en zo ja, in hoeverre?’

‘O!’ Pelorat keek even niet-begrijpend naar Trevize. ‘Anders! Nou, zij beweren dat Aarde betrekkelijk dichtbij is en dat is ongewoon. Op de meeste werelden spreken ze over Aarde, of welke naam ze ook gebruiken, als ergens vaag in de Galaxis gesitueerd, oneindig ver weg of in een land dat nooit bestaan kan hebben.’

Trevize zei: inderdaad, zoals wij op Sayshell te horen kregen dat Gaia zich in de hyper-ruimte bevond.’

Blits lachte.

Trevize wierp een snelle blik op haar. ‘Het is echt waar. Dat hebben ze ons verteld.’

‘Ik geloof je wel. Maar ik vind het grappig. Want dat hebben wij ze natuurlijk willen laten geloven. We wilden alleen maar me rust gelaten worden en waar kunnen we veiliger en eenzamer zijn dan in de hyper-ruimte? Je zou kunnen zeggen dat we daar ook zijn, zolang de mensen het maar geloven.’

‘Inderdaad,’ zei Trevize droogjes. ‘En op diezelfde manier is er iets dat mensen doet geloven dat Aarde niet bestaat, of ver weg is, of dat ze een radioactief oppervlak heeft.’

‘Behalve dan,’ zei Pelorat, ‘dat de planeet volgens Comporellen redelijk in de buurt moet zijn.’

‘Maar desondanks met een radioactief oppervlak afgeschermd. Hoe dan ook, volgens alle Aarde-legenden is Aarde onbereikbaar.’

‘Dat klopt ongeveer,’ beaamde Pelorat.

Trevize zei: ‘Maar veel mensen op Sayshell hebben in de veronderstelling verkeerd dat Gaia ook dichtbij is; en sommigen hebben zelfs haar ster geïdentificeerd. En toch heette Gaia onbereikbaar te zijn. Er bestaan vermoedelijk Comporellianen die beweren dat Aarde radioactief en dood is, maar die misschien haar ster kunnen aanwijzen. Daar gaan we naar toe, hoe ongenaakbaar die ster ook kan zijn. Dat hebben we precies zo met Gaia gedaan.’

Blits zei: ‘Maar Gaia was bereid jullie te ontvangen, Trevize. Je was hulpeloos in onze greep, maar we koesterden absoluut niet de bedoeling jullie kwaad te berokkenen. Maar wat als Aarde machtig is, maar niet vriendelijk? Wat dan?’

‘Ik zal in elk geval proberen daarnaar toe te gaan, ongeacht de consequenties. Maar dat is mijn taak. Als ik eenmaal Aarde gevonden heb, zal het niet te laat zijn voor jullie om weg te gaan. Ik zet je op de dichtstbijzijnde Foundation-planeet af, of breng je als je dat wilt eerst naar Gaia terug, en dan ga ik alleen naar Aarde.’

‘Beste vriend, zeg toch zulke dingen niet,’ zei Pelorat verontrust. ‘Ik zou jou nooit in de steek kunnen laten.’

‘Net zo min als ik Pel in de steek kan laten,’ zei Blits en streelde Pelorats wang.

‘Goed dan. Het duurt niet lang of we kunnen de Sprong naar Comporellen maken en vandaar, laten we hopen, naar Aarde.’