122603.fb2
‘Gaat u toch zitten, generaal Pace. Ik begrijp dat u me over een dringende zaak wilt spreken.’
‘Normaal gesproken zou ik het niet wagen om me met de interne aangelegenheden van de Krijgsschool te bemoeien, kolonel Graff. Uw zelfstandigheid wordt gegarandeerd en ondanks ons rangverschil ben ik me er heel goed van bewust dat ik slechts een adviserende stem heb en u niet kan opdragen om iets te doen.’
‘Iets doen?’
‘Houdt u niet van de domme, kolonel Graff. Amerikanen kunnen zich heel goed onnozel voordoen als ze dat willen, maar daar laat ik me niet door voor de gek houden. U weet waarom ik hier ben.’
‘Aha. Ik neem aan dat dit betekent dat Dap een rapport heeft ingediend.’
‘Hij voelt — ouderlijke verantwoordelijkheid tegenover de leerlingen hier. Hij is van mening dat uw negeren van een mogelijk levensgevaarlijke situatie verder gaat dan onachtzaamheid — dat het grenst aan het met opzet veroorzaken van ernstig letsel of zelfs de dood van een van de leerlingen van deze school.’
‘Dit is een school voor kinderen, generaal Pace. Niet echt iets om het hoofd van de militaire politie van de I.V. hierheen te brengen.’
‘Kolonel Graff, de naam van Ender Wiggin is doorgedrongen tot de hogere regionen. Hij heeft zelfs mijn oren bereikt. Ik heb hem op een bescheiden manier horen beschrijven als onze enige hoop op overwinning in de aanstaande invasie. Als zijn leven of zijn gezondheid gevaar loopt, vind ik het niet ongepast dat de militaire politie enige belangstelling vertoont voor de bescherming en de overleving van de jongen. U wel?’
‘Dap kan doodvallen en u erbij, generaal, ik weet wat ik doe.’
‘Is dat zo?’
‘Beter dan wie dan ook.’
‘Ja, dat is wel duidelijk; niemand anders heeft er namelijk ook maar een flauw idee van waarmee u bezig bent. U weet al acht dagen lang dat een aantal van de wat boosaardiger “kinderen” hier samenspant om zo mogelijk Ender Wiggin eens flink af te tuigen. En dat sommige van de jongens, met name een zekere Bonito de Madrid, gewoonlijk Bonzo genoemd, zeer waarschijnlijk weinig zelfbeheersing aan de dag zullen kunnen leggen als deze afstraffing plaatsvindt, zodat Ender Wiggin, een internationaal goed van onschatbaar belang, ernstig gevaar zal lopen om zijn hersens tegen de wanden van uw eenvoudige satellietschooltje geplakt te krijgen. En hoewel u volledig op de hoogte bent van dit gevaar bent u van plan hier helemaal —’
‘Niets aan te doen.’
‘U begrijpt dat dat onze verbazing wekt.’
‘Ender Wiggin heeft al eerder in zo’n situatie verkeerd. Destijds op aarde, op de dag dat hij zijn monitor kwijtraakte en nog een keer toen een grote groep oudere jongens —’
‘Ik ben hier niet zonder kennis van het verleden gekomen. Ender Wiggin heeft Bonzo Madrid ondraaglijk getergd. En u hebt geen militaire politie achter de hand om een eind te maken aan opstootjes. Dat is ten hemel schreiend.’
‘Als Ender Wiggin onze vloot onder zijn bevel heeft, als hij de beslissingen moet nemen die ons overwinning of vernietiging zullen brengen, staat de militaire politie dan ook klaar om hem te komen redden als de zaak uit de hand loopt?’
‘Ik zie het verband niet.’
‘Kennelijk niet nee. Maar het verband is er wel. Ender Wiggin moet ervan overtuigd blijven dat wat er ook gebeurt, geen enkele volwassene ooit maar iets zal ondernemen om hem op enigerlei wijze te helpen. Hij moet er tot op de bodem van zijn ziel van overtuigd zijn dat hij alleen de dingen kan doen die hij en de andere kinderen zelfstandig uitwerken. Als hij dat niet gelooft, zal hij nooit de top van zijn kunnen bereiken.’
‘Die top van zijn kunnen bereikt hij ook niet als hij dood is of blijvend invalide.’
‘Dat gebeurt niet.’
‘Waarom laat u Bonzo niet gewoon afstuderen? Hij is oud genoeg.’
‘Omdat Ender weet dat Bonzo van plan is om hem te doden. Als we Bonzo buiten de normale gang van zaken om overplaatsen, weet hij dat we dat doen om hem te redden. De hemel weet dat Bonzo als bevelhebber niet goed genoeg is om op zijn verdienste bevorderd te worden.’
‘En de andere kinderen? Kan je hem niet door hen laten helpen?’
‘We wachten gewoon af wat er gebeurt. Dat is mijn eerste, laatste en enige beslissing.’
‘God zij je genadig als je het mis hebt.’
‘God zij ons allen genadig als ik het mis heb.’
‘Ik laat je voor een krijgsraad met doodstrafbevoegdheid slepen. Ik zorg ervoor dat je naam over de hele wereld door het slijk wordt gehaald als je het mis hebt.’
‘Niet meer dan redelijk. Maar denk er wel aan om me, als ik gelijk heb, een paar medailles te bezorgen.’
‘Waarvoor?’
‘Voor het feit dat ik uw inmenging verijdeld heb.’
Ender zat met zijn arm door een handvat gehaakt in een hoek van de strijdzaal te kijken naar Erwt die met zijn eenheid aan het oefenen was. Gisteren hadden ze zich geoefend in ongewapend aanvallen waarbij ze de vijand met hun voeten ontwapenden. Ender had hen geholpen met een paar technieken die in zwaartekrachthandgemeen werden toegepast — je moest een heleboel dingen veranderen maar de inertie van vliegende lichamen was een werktuig dat je in nul g net zo makkelijk tegen de vijand kon gebruiken als in aardse zwaartekracht.
Maar vandaag had Erwt een nieuw speelgoedje. Het was een tui-lijn, een van die dunne, bijna onzichtbare kabels die bij constructiewerk in de ruimte gebruikt werden om twee voorwerpen aan elkaar te verankeren. Tuilijnen waren soms wel kilometers lang. Deze was net iets langer dan een wand van de strijdzaal en toch hing hij in soepele, bijna onzichtbare lussen om Erwts middel. Hij trok de kabelbos uit als een kledingstuk en gaf een van de uiteinden aan een van zijn soldaten. ‘Haak hem aan een handvat vast en wind de lijn er een paar maal omheen.’Erwt nam het andere eind mee naar de overkant van de strijdzaal.
Als struikeldraad was de lijn niet erg bruikbaar, vond Erwt. Hij was onzichtbaar genoeg maar met één streng draad had je natuurlijk niet veel kans om een vijand tegen te houden die er makkelijk boven of onder langs kon. Toen kreeg hij het idee om de draad te gebruiken om midden in de lucht zijn koers te kunnen wijzigen. Hij liet het ene eind aan het handvat zitten en bond het andere eind om zijn middel. Toen schoof hij een stukje opzij en zette met volle kracht recht naar voren af. De lijn kwam strak te staan, veranderde met een ruk zijn koers en deed hem in een grote boog met een harde smak tegen de wand belanden.
Hij bleef maar krijsen. Het duurde even voor Ender doorhad dat hij niet van pijn schreeuwde. ‘Zag je hoe hard ik ging! Zag je hoe ik van richting veranderde!’
Al gauw staakten alle Draken hun werk om naar Erwt te kijken die met de tuilijn aan het oefenen was. De koersveranderingen waren verbluffend, vooral wanneer je niet wist waar je de lijn moest zoeken. Toen hij de kabel gebruikte om zichzelf om een ster te wikkelen, bereikte hij snelheden die niemand ooit eerder had gezien.
Het was 21.40 uur toen Ender hen na de avondoefening liet inrukken. Vermoeid maar verrukt over de nieuwe techniek die ze gezien hadden, slenterde zijn leger door de gangen terug naar de slaapzaal. Ender liep tussen hen in, zwijgend maar luisterend naar hun geklets. Ze waren moe — ja wat wil je na vier weken van elke dag een gevecht en dan vaak nog onder omstandigheden die hun vaardigheden tot het uiterste beproefden. Maar ze waren trots, vrolijk en een hechte groep — ze hadden nog nooit verloren en ze hadden op elkaar leren vertrouwen. Ze vertrouwden erop dat hun medesoldaten hard en goed streden; ze vertrouwden erop dat hun leiders hun inspanningen goed aanwendden en ze niet verspilden; en ze vertrouwden er vooral op dat Ender hen zou voorbereiden op alles en nog wat dat zou kunnen gebeuren.
Toen ze door de gang liepen viel het Ender op dat er verscheidene groepjes oudere jongens schijnbaar in gesprek verwikkeld waren in zijgangen en onder aan ladders; in hun eigen gang kwamen ze er ook een paar tegen die langzaam in tegengestelde richting wandelden. Maar dat er zoveel van hen een Salamanderuniform droegen en dat de jongens zonder Salamanderuniform vaak uit legers afkomstig waren waarvan de bevelhebbers een grote hekel aan Ender Wiggin hadden, kon geen toeval meer zijn. Een paar van hen keken hem aan en wendden veel te snel hun blik weer af; anderen waren te gespannen, te zenuwachtig om hun zogenaamd ontspannen houding waar te kunnen maken. Wat moet ik doen als ze mijn leger hier in de gang aanvallen? Mijn jongens zijn allemaal jong, allemaal klein en volkomen onervaren in zwaartekrachthandgemeen.
‘Hoi Ender!’riep iemand. Ender bleef staan en keek om. Het was Petra. ‘Ender kan ik je even spreken?’
Ender begreep meteen dat als hij bleef staan praten zijn leger hem binnen de kortste keren voorbij zou zijn en hij alleen met Petra in de gang zou staan. ‘Loop maar mee,’zei Ender.
‘Het duurt niet lang.’
Ender draaide zich om en liep verder met zijn leger. Hij hoorde Petra hollend achter hem aan komen. ‘Nou goed, dan loop ik wel met je mee.’Ender verstrakte toen ze dichterbij kwam. Was zij een van hen, een van de mensen die hem zo haatten dat ze hem te grazen wilden nemen?
‘Een vriend van je wilde dat ik je zou waarschuwen. Er zijn jongens die je willen vermoorden.’
‘Wat een verrassing,’zei Ender. Sommige van zijn soldaten spitsten hun oren. Moordplannen tegen hun bevelhebber waren kennelijk interessant nieuws.
‘Ender, ze kunnen het doen ook, hoor. Hij zei dat ze het al van plan zijn vanaf het moment dat je bevelhebber bent —’
‘Vanaf het moment dat ik de Salamanders versloeg, zal je bedoelen.’
‘Ik haatte je ook toen je de Feniksen versloeg, Ender.’
‘Ik zei toch niet dat ik het iemand kwalijk nam.’
‘Het is waar. Hij vroeg me om je vandaag even apart te nemen als je uit de strijdzaal terugkwam om je op het hart te drukken om morgen voorzichtig te zijn omdat —’
‘Petra, als je me daarnet echt apart had genomen, lopen er een stuk of tien jongens achter ons die me in de gang te grazen hadden kunnen nemen. Kun je me in alle eerlijkheid vertellen dat je die niet hebt gezien?’
Ineens werd ze vuurrood. ‘Nee, natuurlijk heb ik die niet gezien.
Hoe haal je het in je hoofd om te denken van wel? Weet je niet wie je vrienden zijn?’Ze duwde de Draken opzij, stampte voor hem uit en klauterde langs een ladder naar een hoger dek.
‘Is het waar?’vroeg Gekke Tom.
‘Is wat waar?’Ender keek de slaapzaal rond en riep tegen twee stoeiende jongens dat ze moesten maken dat ze in bed kwamen.
‘Dat een paar van de oudere jongens je willen vermoorden?’
‘Allemaal kletskoek,’zei Ender. Maar hij wist dat het dat niet was. Petra had iets geweten en wat hij vanavond onderweg naar de slaapzaal had gezien was geen verbeelding.
‘Kan best kletskoek zijn maar je zult het hopelijk wel begrijpen als ik zeg dat je vijf pltonleiders hebt die je vanavond naar je kamer begeleiden.’
‘Volkomen overbodig.’
‘Laat ons nou maar. Dat hebben we wel van je tegoed.’
‘Jullie hebben niks van mij tegoed.’Het zou ontzettend stom zijn om hun aanbod af te wijzen. ‘Doe maar wat jullie willen.’Hij draaide zich om en liep de slaapzaal uit. De pltonleiders holden met hem mee. Een van hen rende voor hen uit en opende zijn deur. Ze controleerden zijn kamer, lieten Ender beloven dat hij de deur op slot zou doen en vertrokken pas vlak voor het licht uitging.
Er stond een boodschap op zijn lessenaar.
ZORG DAT JE NOOIT ALLEEN BENT. GEEN SECONDE.
Ender grijnsde. Dus Dink was nog altijd zijn vriend. Maak je maar niet druk, jongen. Mij krijgen ze niet te pakken. Ik heb mijn leger.
Maar in het donker had hij zijn leger niet. Die nacht droomde hij van Stilson, alleen zag hij nu hoe klein Stilson in werkelijkheid was, zes jaar nog maar, hoe belachelijk zijn stoere gedoe was; en toch werd hij in de droom door Stilson en zijn vrienden vastgebonden zodat hij niet terug kon vechten en toen deden zij in de droom alles met Ender wat Ender in het echt ooit met Stilson had gedaan. En daarna zag Ender zichzelf idiote onzin uitslaan; hoe hij ook zijn best deed om zijn leger bevelen te geven, er kwam geen zinnig woord uit zijn mond.
Toen hij wakker werd was het nog donker en hij was bang. Toen wist hij zichzelf te kalmeren door te bedenken dat de leraren kennelijk wel enige waarde aan hem hechtten omdat ze hem anders niet zo onder druk zouden zetten en dat ze er dus ook wel voor zouden zorgen dat hem niets overkwam, niets ernstigs althans. Toen de oudere jongens hem jaren geleden in de strijdzaal aanvielen, stonden er misschien ook wel een paar leraren voor de zaal om in de gaten te houden wat er zou gebeuren; als het uit de hand gelopen zou zijn, zouden ze wel ingegrepen hebben. Ik had daar misschien wel gewoon kunnen blijven zitten zonder een vinger uit te steken en dan zouden zij er wel voor gezorgd hebben dat ik er ongehavend onderuit kwam. In het spel zetten ze me keihard onder druk, maar buiten het spel zorgen ze wel dat ik heel blijf.
Met die geruststelling sliep hij weer in tot de deur zachtjes openging en de oorlog voor die ochtend op zijn vloer werd gedeponeerd waar hij hem wel zou vinden.
Natuurlijk wonnen ze, maar het was een afmattende affaire met de strijdzaal omgebouwd tot een doolhof zo vol sterren dat het opsporen van de vijand bij de zuiveringsoperatie aan het eind wel drie kwartier duurde. Het waren de Dassen van Pol Slattery en ze weigerden het op te geven. Het spel had ook weer een nieuw eigenaardigheidje — als ze een vijand buiten gevecht stelden of aanschoten dan ontdooide hij vijf minuten later weer, net als in de oefenperiode. Pas als de vijand echt volledig bevroren was bleef hij verder uitgeschakeld. Maar dat ontdooien na vijf minuten werkte niet voor de Draken. Het was Gekke Tom die doorhad wat er aan de hand was toen ze ineens getroffen werden door mensen die zij voor veilig uitgeschakeld hielden. Aan het eind van dat gevecht schudde Slattery Ender de hand met de woorden: ‘Ik ben blij dat je hebt gewonnen. Als ik je ooit nog eens versla wil ik het wel eerlijk doen, Ender.’
‘Gebruik wat ze je geven,’zei Ender. ‘Wanneer je voordeel op de vijand hebt, moet je dat altijd gebruiken.’
‘O, dat heb ik ook wel gedaan,’zei Slattery. Hij grijnsde. ‘Ik ben alleen eerlijk voor en na de wedstrijd.’
Het gevecht had zo lang geduurd dat het ontbijt al was afgelopen. Ender keek naar zijn warme, bezwete, vermoeide soldaten die in de gang op hem stonden te wachten en zei: ‘Vandaag weten jullie alles al. Oefenuur is afgelast. Ga lekker uitrusten. Een beetje lol maken. Misschien een proefwerk maken.’Hoe moe ze waren was af te meten aan het feit dat ze niet eens juichten of lachten of zelfs maar grijnsden, ze liepen zwijgend naar de slaapzaal en trokken hun gevechtskleding uit. Ze zouden geoefend hebben als hij het hun had gevraagd, maar ze begonnen aan het eind van hun krachten te raken en nu ook nog het ontbijt missen ging te ver.
Ender was van plan om meteen te gaan douchen, maar hij was zo moe. Nog in zijn flitspak liet hij zich even op zijn brits vallen om net na aanvang van de middagpauze wakker te schrikken. Daar ging zijn plannetje om deze morgen nog wat meer kennis over de kruiperds op te doen. Net genoeg tijd om zich te wassen, wat te eten en naar het leslokaal te lopen.
Hij stroopte zijn flitspak af dat stonk van het zweet. Zijn lijf voelde koud aan en zijn gewrichten waren vreemd slap. Had niet zomaar midden op de dag in slaap moeten vallen. Ik begin slordig te worden, raak een beetje vermoeid. Mag ik niet laten gebeuren.
En dus holde hij in looppas naar de gymzaal en dwong zichzelf om drie maal langs het touw omhoog te klimmen voor hij naar het washok ging om zich te douchen. Het kwam niet bij hem op dat zijn afwezigheid in de bevelhebbersmess opgemerkt zou worden, dat hij, als hij tijdens de middagpauze ging douchen terwijl zijn manschappen hun eerste maal van die dag naar binnen zaten te schransen, volkomen alleen en hulpeloos zou zijn.
Zelfs toen hij ze het washok hoorde binnenkomen schonk hij er geen aandacht aan. Hij liet het water over zijn hoofd stromen, over zijn lijf; het gedempte geluid van voetstappen was nauwelijks hoorbaar. Hij dacht dat de middagpauze misschien al afgelopen was. Hij begon zich nog een keer in te zepen. Misschien had iemand wel tot laat in de ochtend geoefend.
En misschien ook wel niet. Hij draaide zich om. Ze waren met zijn zevenen en ze stonden vlak bij de douches of tegen de metalen wasbakken geleund naar hem te kijken. Bonzo stond vooraan. De meesten stonden te lachen, de neerbuigende grijns van de jager voor zijn in het nauw gedreven slachtoffer. Maar Bonzo lachte niet.
‘Hoi,’zei Ender.
Niemand gaf antwoord.
En dus draaide Ender de douchekraan dicht, ook al zat hij nog vol zeep en stak hij zijn hand uit om zijn handdoek te pakken. Die was er niet. Een van de jongens had hem in zijn handen. Het was Bernard. Als nu Stilson en Peter er ook nog bij kwamen was het plaatje compleet. Ze misten Peters grijns en Stilsons duidelijke stompzinnigheid.
Ender herkende de handdoek als een openingszet. Niets zou hem zwakker doen lijken dan in zijn nakie achter een handdoek aanrennen. Dat was wat ze wilden, hem vernederen, hem in laten storten. Nou, hij was niet van plan om dat spelletje mee te spelen. Hij weigerde zich zwak te voelen omdat hij nat en koud en bloot was. Hij zette zich schrap, met zijn gezicht naar hen toe en zijn armen langs zijn lijf. Hij keek Bonzo strak aan.
‘Jij bent aan zet,’zei Ender.
‘Dit is geen spelletje,’zei Bernard. ‘We zijn je zat, Ender. Jij studeert vandaag af. In een kist.’
Ender keek niet naar Bernard. Bonzo was degene die hem dood wenste, ook al hield hij zijn mond. De anderen deden alleen maar mee voor de lol, om te zien hoe ver ze zouden durven gaan. Bonzo wist precies hoe ver hij zou gaan.
‘Bonzo,’zei Ender zacht. ‘Je vader zou trots op je zijn.’
Bonzo verstijfde.
‘Hij zou het machtig vinden om te zien hoe jij hier met je zes vrienden komt vechten tegen een jongen die kleiner is dan jij en naakt onder de douche staat. Gô, wat een eer, zou hij zeggen.’
‘Niemand is hier gekomen om met je te vechten,’zei Bernard. ‘We komen je alleen maar overhalen om een beetje eerlijker in de competitie te spelen. Af en toe eens een paar wedstrijden verliezen, bijvoorbeeld.’
De anderen moesten lachen, maar Bonzo lachte niet en Ender ook niet.
‘Nou je kunt trots zijn, Bonito, mooie jongen. Jij kunt als je thuis komt tenminste tegen je vader zeggen: ik heb op mijn dertiende Ender Wiggin afgetuigd toen die amper tien jaar was. Met maar zes vrienden om me te helpen en al was hij bloot en nat en in zijn eentje, toch wisten we hem op een of andere manier klein te krijgen — Ender Wiggin is zo gevaarlijk en zo verschrikkelijk, we moesten ons echt inhouden om niet met zijn tweehonderden te komen.’
‘Hou je bek, Wiggin,’zei een van de jongens.
‘We zijn hier niet gekomen om naar de lulkoek van dat ettertje te luisteren,’zei een van de anderen.
‘Stil jullie,’zei Bonzo. ‘Koppen dicht en opzij.’Hij begon zijn uniform uit te trekken. ‘Bloot en nat en in mijn eentje, Ender, dan zijn we quitte. Ik kan het niet helpen dat ik groter ben dan jij. Jij bent zo’n genie, je bedenkt maar iets om mij aan te kunnen.’Tegen de anderen zei hij: ‘Hou de deur in de gaten. Laat niemand binnen.’
Het washok was niet groot en overal zaten buizen en kranen. Het was in zijn geheel gelanceerd als een lage-omloopbaan-satelliet, volgepropt met de waterzuiveringsapparatuur; bij het ontwerp was met ruimte gewoekerd. Het was duidelijk wat voor tactiek ze zouden moeten volgen: de tegenstander net zo lang tegen het sanitair smijten tot hij zich ergens zo aan bezeert dat hij opgeeft.
Toen Ender Bonzo’s houding zag, zonk de moed hem in de schoenen. Bonzo had ook een cursus handgemeen gedaan. En waarschijnlijk korter geleden dan Ender. Zijn armen waren langer, hij was sterker en hij haatte Ender als de pest. Hij zou niet zachtzinnig te werk gaan. Hij heeft het op mijn kop gemunt, dacht Ender. Hij zal in de eerste plaats proberen om mijn hersens te beschadigen. En als dit gevecht lang gaat duren, wint hij het ook wel. Hij is zoveel sterker dat hij me makkelijk aankan. Als ik hier levend vandaan wil komen zal ik snel en definitief moeten winnen. In zijn herinnering voelde hij weer de misselijk makende manier waarop Stilsons botten het begeven hadden. Maar dit keer zullen het mijn botten zijn die bezwijken, tenzij ik hem meteen te grazen kan nemen.
Ender deed een stap achteruit, kantelde de douchekop zodat hij naar voren wees en draaide de hete kraan wijd open. Bijna onmiddellijk begonnen dikke wolken stoom op te stijgen. Toen draaide hij de volgende kraan open en de volgende.
‘Ik ben niet bang voor heet water,’zei Bonzo. Zijn stem klonk zacht.
Maar het was Ender niet om het hete water te doen. Het ging hem om de hitte. Zijn hele lijf zat nog onder de zeep en dat werd nu weer nat doordat hij begon te zweten, zodat zijn lijf glibberiger zou worden dan Bonzo zou verwachten.
Ineens klonk er een stem uit de deuropening. ‘Hou op daar!’Even dacht Ender dat het een leraar was die een eind aan de strijd kwam maken, maar het was alleen Dink Meeker maar. Bonzo’s vrienden grepen hem bij de deur en hielden hem tegen. ‘Hou op, Bonzo!’riep Dink. ‘Doe hem niks!’
‘Waarom niet?’vroeg Bonzo en hij lachte voor het eerst. Aha, dacht Ender, hij vindt het heerlijk als iemand erkent dat hij de boel onder controle heeft, dat hij de macht in handen heeft.
‘Omdat hij de beste is, daarom! Wie moet er anders tegen de kruiperds vechten! Dat is het enige dat belangrijk is, stomme idioot, de kruiperds!’
Bonzo lachte niet langer. Dat was precies wat hij onverdraaglijk vond aan Ender, dat Ender voor andere mensen echt belangrijk was en Bonzo eigenlijk niet. Die woorden doen me de das om, Dink. Bonzo wil niet horen dat ik misschien de wereld kan redden.
Waar zijn de leraren? dacht Ender. Beseffen ze dan niet dat de eerste treffer in dit gevecht gelijk goed raak kan zijn? Dit is wel even wat anders dan het gevecht in de strijdzaal, daar kon niemand kracht genoeg zetten om een ander ernstig letsel toe te brengen. Maar hier is er zwaartekracht en de vloer en de wanden zijn hard en zitten vol metalen uitsteeksels. Als er nu geen eind aan gemaakt wordt hoeft het niet meer.
‘Als je hem wat doet ben je een smerige kruiperd vriend!’riep Dink. ‘Je bent een verraaier, als je hem wat doet verdien je de doodstraf!’Ze ramden Dinks kop tegen de deur en hij viel stil.
De stoom van de douches maakte het schemerig in het washok en het zweet stroomde langs Enders lijf. Nu, voor de zeep van me afspoelt. Nu, nu ik nog te glibberig ben om goed grip op me te krijgen.
Ender deed een stap achteruit en liet de angst die hij voelde in zijn ogen doorschemeren. ‘Bonzo, doe me niks,’zei hij. ‘Alsjeblieft.’
Dat was precies waar Bonzo op stond te wachten, erkenning dat hij de macht in handen had. Voor andere jongens was het misschien genoeg geweest dat Ender zich had vernederd; voor Bonzo was dat alleen maar een teken dat hij de overwinning kon binnenslepen. Hij zwaaide zijn been naar achteren alsof hij Ender een schop wilde verkopen, maar veranderde die beweging op het laatste moment in een sprong. Ender zag dat hij zijn gewicht verplaatste en zakte dieper door zijn knieën zodat Bonzo wat meer uit evenwicht zou raken als hij Ender probeerde vast te grijpen voor een worp.
Bonzo’s gespierde harde ribben smakten tegen Enders gezicht en zijn handen kletsten tegen Enders rug waar ze houvast probeerden te vinden. Maar Ender draaide zich om en Bonzo’s handen glibberden weg. Een tel later stond Ender andersom, nog steeds tussen Bonzo’s armen. Op zo’n moment zou de klassieke zet zijn om Bonzo met zijn hiel een trap in zijn kruis te verkopen. Maar wilde zo’n schop enig effect hebben dan moest hij wel goed raak zijn en Bonzo rekende er al op. Hij stond al op zijn tenen en drukte zijn heupen naar achteren om zijn kruis buiten het bereik van Enders voet te brengen. Zonder hem te kunnen zien, wist Ender dat dat zijn gezicht dichterbij zou brengen, bijna in Enders haar; dus gaf hij hem geen schop maar sprong hij recht omhoog van de vloer, met de krachtige afzet van een soldaat die tegen een wand kaatst, en gaf Bonzo een kopstoot midden in zijn gezicht.
Ender draaide zich vliegensvlug om en zag nog net Bonzo achteruit wankelen met een bloedende neus en hijgend van schrik en pijn. Ender wist dat hij op dit moment uit het washok zou kunnen weglopen en zo een eind aan het gevecht kon maken. Zoals hij ook uit de strijdzaal was weggegaan nadat er bloed was gevloeid. Maar dan zou het gevecht gewoon weer overnieuw gevoerd moeten worden. En nog een keer en nog een keer tot het uiteindelijk afgelopen was met de vechtlust. De enige manier om definitief een eind aan het gesodemieter te maken was om Bonzo zo te bezeren dat zijn angst voortaan zijn haat zou overtreffen.
En dus liet Ender zich met zijn rug tegen de wand zakken, sprong vervolgens op en duwde zich af met zijn armen. Zijn voeten troffen Bonzo’s buik en borst. Ender draaide zich om in de lucht en landde op handen en voeten; hij maakte een koprol en schoof door tot onder Bonzo’s staande gestalte. Deze keer was zijn schop in Bonzo’s kruis hard en raak.
Bonzo gaf geen kik. Hij reageerde helemaal niet, alleen zijn lijf wipte een klein stukje omhoog. Het leek wel of Ender een schop tegen een meubelstuk had gegeven. Bonzo zakte in elkaar, viel opzij en belandde languit onder het hete water van de douche. Hij deed geen enkele poging om onder de gloeiend hete straal vandaan te komen.
‘Sodeju!’schreeuwde iemand. Bonzo’s vrienden kwamen aanrennen om de kranen dicht te draaien. Ender krabbelde langzaam overeind. Iemand duwde hem een handdoek in zijn handen. Het was Dink. ‘Kom mee, weg hier,’zei Dink. Hij trok Ender mee. Achter hun rug hoorden ze de zware voetstappen van volwassenen die kwamen aanrennen over een ladder. Nu zouden de leraren komen. De medische staf. Om de wonden van Enders vijand te verzorgen. Waar waren ze vóór het gevecht? Dan hadden er misschien helemaal geen wonden hoeven zijn.
Ender was er nu volkomen zeker van. Hij zou nimmer ergens hulp vinden. Waarvoor hij zich ook gesteld zou zien, nu of later, niemand zou hem ervoor behoeden. Peter was misschien een klootzak, maar Peter had wel gelijk, had altijd gelijk; de macht om pijn te doen is de enige macht die telt, de macht om te doden en te vernietigen, want als je niet kunt doden ben je altijd onderworpen aan mensen die dat wel kunnen en niets en niemand zal je ooit redden.
Dink bracht hem naar zijn kamer en zei dat hij op zijn brits moest gaan liggen. ‘Heb je ergens pijn?’vroeg hij. ‘Je hebt hem finaal gesloopt. Ik dacht dat je er geweest was, zoals hij op je af kwam. Maar je nam hem verschrikkelijk te grazen. Als hij nog langer weerstand had geboden had je hem vermoord.’
‘Hij wilde mij vermoorden.’
‘Ik weet het. Ik ken hem. Niemand kan zo haten als Bonzo. Maar dat is afgelopen. Als ze hem hiervoor niet koudzetten en naar huis sturen dan durft hij je nooit meer aan te kijken. Jou of iemand anders. Hij is een kop groter dan jij en bij jou vergeleken leek hij wel een kreupele koe die haar pruim stond te herkauwen.’
Maar Ender bleef maar voor zich zien hoe Bonzo eruit zag toen Ender hem die schop in zijn kruis gaf. Die lege, dode blik in zijn ogen. Toen was het al met hem gedaan. Toen was hij al bewusteloos. Zijn ogen waren wel open maar hij dacht niet meer en bewoog niet meer, hij had alleen die dooie, domme trek op zijn gezicht, die afschuwelijke blik in zijn ogen, net zoals Stilson eruitzag toen ik met hem had afgerekend.
‘Maar ze zetten hem wel koud hoor,’zei Dink. ‘Iedereen weet dat hij is begonnen. Ik zag hem opstaan en de bevelhebbersmess uitlopen. Duurde even een paar seconden voor ik besefte dat jij er ook niet was en toen nog een minuutje om uit te vissen waar je kon zijn. Ik had toch gezegd dat je nooit alleen mocht zijn.’
‘Het spijt me.’
‘Ze zullen hem vast koudzetten. Herrieschopper. Hij met zijn stinkende eer.’
Tot Dinks verbazing barstte Ender ineens in tranen uit. Nog kletsnat van water en zweet lag hij op zijn rug en snikte het uit en de tranen stroomden onder zijn gesloten oogleden uit en verdwenen in het water op zijn gezicht.
‘Mankeer je echt niks?’
‘Ik wilde hem helemaal niet bezeren!’jammerde Ender. ‘Waarom kon hij me niet gewoon met rust laten!’
Hij hoorde zijn deur zachtjes opengaan en toen weer dicht. Hij wist meteen dat het een briefje voor een wedstrijdgevecht was. Hij deed zijn ogen open in de verwachting het duister van de vroege ochtend nog voor 06.00 uur te zullen aantreffen, maar het licht was al aan. Hij lag spiernaakt op bed en toen hij zich bewoog bleek zijn hele bed kletsnat. Zijn ogen waren dik en pijnlijk van het huilen. Hij keek naar de klok op zijn lessenaar. Die stond op 18.20 uur. Het is nog dezelfde dag. Ik heb vandaag al een wed strijd gevecht gehad, ik heb vandaag twee gevechten gehad — de schoften weten wat ik heb meegemaakt en toch doen ze me dit aan.
WILLIAM BEE, GRIFFIOENLEGER; TALO MOMOE, TIJGERLEGER; 19.00
Hij ging op de rand van zijn bed zitten. Het briefje trilde in zijn hand. Ik kan dit niet, zei hij zwijgend. En toen hardop: ‘Ik kan dit niet.’
Hij kwam vermoeid overeind en zocht zijn flitspak. Toen herinnerde hij zich dat hij dat in de wasmachine had gedaan voor hij onder de douche ging. Dat was daar nog.
Met het papiertje in zijn hand liep hij zijn kamer uit. Het avondmaal was bijna afgelopen en er liepen een paar mensen in de gangen maar niemand zei iets tegen hem, ze keken alleen maar — misschien uit ontzag voor wat er in de middagpauze in het washok was voorgevallen, of misschien vanwege de grimmige, verschrikkelijke trek op zijn gezicht. De meeste van zijn jongens waren in de slaapzaal.
Hoi, Ender. Gaan we vanavond nog oefenen?
Ender gaf het papiertje aan Kouwe Soep. ‘Die vuile smeerlappen,’zei hij. ‘Twee tegelijk?’
‘Twee legers!’schreeuwde Gekke Tom.
‘Ze struikelen over elkaars benen,’zei Erwt.
‘Ik moet me nog wassen,’zei Ender. ‘Laat de jongens zich klaarmaken, en verzamel ze, dan voeg ik me daar voor de poort bij jullie.’
Hij liep de slaapzaal uit. Achter zijn rug brak een luid geroezemoes uit. Hij hoorde Gekke Tom krijsen: ‘Twee van die strontlegers! We maken ze in!’
Het washok was leeg. Helemaal opgeruimd. Niets meer te bekennen van het bloed uit Bonzo’s neus dat zich met het douchewater had vermengd. Allemaal verdwenen. Hier was nooit iets akeligs gebeurd.
Ender ging onder de waterstraal staan en waste zich; hij spoelde het zweet van de strijd van zijn lijf en liet het in het afvoerputje lopen. Allemaal verdwenen, maar het wordt wel gezuiverd voor hergebruik en morgenochtend drinken we dus Bonzo’s bloedwater. Alle leven is eruit geweken maar het is toch zijn bloed, zijn bloed en mijn zweet, weggespoeld met hun domheid of wreedheid of wat het dan ook was dat hen ertoe dreef om dit te laten gebeuren.
Hij droogde zich af, trok zijn flitspak aan en liep naar de strijdzaal. Zijn leger stond in de gang te wachten en de deur was nog dicht. Ze keken hem zwijgend aan toen hij naar voren liep en naast het effen grijze krachTVeld ging staan. Natuurlijk wisten ze alles van zijn gevecht in het washok; dat en hun eigen vermoeidheid van de strijd van die morgen maakte hen stil terwijl het feit dat ze dadelijk tegenover twee legers zouden staan hen bang maakte.
Alles om me maar te verslaan, bedacht Ender. Alles wat ze maar kunnen bedenken, al moeten ze alle regels veranderen, het kan hun niet schelen als ze me maar kunnen verslaan. Nou, ik ben doodziek van dit hele spel. Geen enkel spel is het waard dat Bonzo’s bloed de vloer van het washok roze kleurt. Zet me maar koud, stuur me maar naar huis, ik doe niet meer mee.
De deur verdween. Nog geen drie meter van hen af hingen vier sterren naast elkaar die het uitzicht door de deur volledig afdekten.
Twee legers was nog niet genoeg. Ze moesten Ender zijn manschappen ook nog blindelings in de strijd laten gooien.
‘Erwt,’zei Ender. ‘Neem je jongens mee en vertel me wat er aan de andere kant van deze ster te zien is.’
Erwt haalde de opgeschoten tuilijn van zijn bovenlijf, bond het ene uiteinde om zijn middel, gaf het andere eind aan een jongen van zijn groep en stapte zachtjes door de deur naar binnen. Zijn groep kwam snel achter hem aan. Ze hadden dit verscheidene keren geoefend en het duurde maar een tel voor ze zich met het uiteinde van de tuilijn in hun handen op de ster hadden schrap gezet. Erwt gaf een afzet en vloog met grote snelheid vrijwel evenwijdig aan de deur weg; toen hij de hoek van de zaal bereikte, gaf hij weer een stevige afzet en zoefde regelrecht op de vijand af. De lichTVlekken op de wanden wezen erop dat de vijand op hem schoot. Telkens als een punt van de ster de lijn tegenhield, werd de boogbaan die hij volgde krapper, veranderde hij van richting en werd hij steeds moeilijker te raken. Toen hij de ster aan de andere kant rondde, werd hij behendig opgevangen door zijn groep. Hij bewoog al zijn armen en benen om de manschappen die achter de deur stonden te wachten te laten weten dat de vijand hem nergens had geraakt.
Ender liet zich door de deur vallen.
‘Het is ontzettend schemerig,’zei Erwt, ‘maar net licht genoeg om de bewegingen van mensen in verlichte flitspakken makkelijk te kunnen volgen. Zichtomstandigheden zijn verder miserabel. Van deze ster tot de vijandelijke kant van de zaal is alles open ruimte. Zij hebben acht sterren in een vierkant rondom hun deur. Behalve een paar hoofden die om de hoeken tuurden zag ik helemaal niemand. Ze zitten ons daar gewoon op te wachten.’
Alsof ze Erwts woorden wilden staven begon de vijand hen uit te jouwen. ‘Hé! Wij hebben honger, brengen jullie ons eens wat te eten! Waar blijven jullie, stelletje drakerige teutzakken!’
Enders geest voelde dor aan. Dit was idioot. Hij had geen enkele kans tegen zo’n meerderheid van twee tegen één en zo’n gedwongen aanval tegen een verdekt opgestelde vijand. ‘In een echte oorlog zou elke commandant met enig verstand in zijn kop onmiddellijk terugtrekken om zijn leger te redden.’
‘Ach wat kan het ons verdommen,’zei Erwt. ‘Het is maar een spel.’
‘Toen ze de regels overboord zetten was het geen spel meer.’
‘Nou, dan zet jij ze toch ook overboord.’
Ender grijnsde. ‘Ach ja, waarom ook niet. Laten we eens zien hoe ze op een slagorde reageren.’
Erwt was ontzet. ‘Een slagorde! We hebben nog nooit een aanval in slagorde gedaan zolang dit leger bestaat!’
‘We hebben nog een hele maand voor normaal gesproken onze oefenperiode zou zijn afgelopen. Hoog tijd om eens wat slagordeformaties te oefenen. Moet je altijd kennen.’Hij vormde een A met zijn vingers, hield die zo dat hij achter de open deur zichtbaar was en wenkte. Het A-plton kwam snel te voorschijn en Ender begon hen achter de ster op te stellen. Drie meter was eigenlijk een te kleine ruimte om in te werken, de jongens waren bang en in de war en het duurde bijna vijf minuten voor ze eindelijk door hadden wat ze aan het doen waren.
Voor de manschappen van Tijger en Griffioen zat er niets anders op dan te jouwen en te fluiten, terwijl hun bevelhebbers erover kiftten of ze met hun overweldigende meerderheid een poging zouden wagen om de Draken aan te vallen terwijl ze zich nog achter de ster bevonden of niet. Momoe was vierkant voor een aanvalspoging —’We zijn met tweemaal zoveel’— terwijl Bee zei: ‘Als we blijven zitten kunnen we niet verliezen maar als we ons blootgeven kan hij een manier verzinnen om ons te verslaan.’
En dus bleven ze zitten waar ze zaten tot ze tenslotte in het schemerlicht een grote massa achter Enders ster vandaan zagen schuiven. De massa behield zijn vorm, zelfs toen hij ineens zijn zijdelingse beweging staakte en recht op het hart van het achtsterren-vierkant af-dook waar tweeëntachtig soldaten lagen te wachten.
‘Attenoje,’zei een Griffioen. ‘Ze komen in slagorde.’
‘Ze zijn natuurlijk al die vijf minuten bezig geweest om die in elkaar te zetten,’zei Momoe. ‘Als we aangevallen hadden terwijl ze daarmee bezig waren, hadden we ze kunnen vernietigen.’
‘Lui op, Momoe,’fluisterde Bee. ‘Je zag zelf hoe dat kleine gozertje vloog. Helemaal om die ster heen en achterlangs weer terug zonder ook maar één keer een wand te raken. Misschien hebben zij allemaal wel haken, heb je daar wel aan gedacht? Ze hebben daar iets nieuws in ieder geval.’
De formatie was trouwens wel een eigenaardige. Van voren een vierkant van dicht op elkaar gepakte lijven die een muur vormden. Daarachter een cilinder van zes jongens in het rond en twee jongens diep, hun ledematen gestrekt en bevroren zodat ze elkaar onmogelijk konden vasthouden. Toch bleven ze zo dicht bij elkaar dat het wel leek of ze vastgebonden waren — wat in werkelijkheid ook zo was.
Vanuit die formatie gaven de Draken dodelijk nauwkeurig vuur zodat de Griffioenen en de Tijgers gedwongen waren om dicht op elkaar achter hun sterren te blijven zitten.
‘De achterkant van dat kreng is ongedekt,’zei Bee. ‘Zodra ze tussen de sterren komen kunnen we ze van achteren —’
‘Niet lullen maar doen!’zei Momoe. Toen nam hij zijn eigen raad ter harte en gaf zijn jongens opdracht om zich af te zetten en te zorgen dat ze bij het terugstuiteren precies achter de Drakenslagorde terechtkwamen.
Terwijl de Griffioenen zich in de verwarring van het vertrek van de Tijgers stevig aan hun sterren vastklampten vond er een plotselinge verandering plaats in de slagorde van de Draken. De cilinder en de voorste muur spleten in tweeën door een afzet van de jongens die zich binnenin bevonden, terwijl de hele formatie vrijwel tegelijkertijd ook van koers veranderde en terugvloog in de richting van de Drakenpoort. De Griffioenen beschoten de twee halve slagordes en de jongens die mee achteruit vlogen; en de Tijgers namen de overlevende Draken van achteren te grazen.
Maar er was iets mis. William Bee dacht er een tijdje over na en wist ineens wat het was. Die halve slagordes konden niet zomaar midden in hun vlucht ineens van richting veranderen als niet iemand anders zich in de tegengestelde richting had afgezet, en als ze bij hun afzet genoeg kracht hadden gezet om die twintig-mansformatie achteruit te duwen, dan moesten ze heel hard gaan.
Daar waren ze, zes kleine Draken vlak bij William Bee’s eigen poort. Aan het aantal lichtjes dat op hun flitspakken te zien was kon Bee zien dat er drie buiten gevecht gesteld waren en twee aangeschoten; er was er maar één ongedeerd. Niets om bang voor te zijn. Bee legde op zijn gemak aan, richtte, drukte op de knop en —
Er gebeurde niets.
Het licht ging aan.
Het spel was afgelopen.
Ook al keek hij precies in hun richting, het duurde even voor Bee doorhad wat er zojuist gebeurd was. Vier van de Draken hadden hun helmen tegen de hoeken van de poort gedrukt. En een van hen was er daarnet doorheen gegaan. Ze hadden gewoon het overwinningsritueel uitgevoerd. Ze werden afgeslacht, ze hadden zelf nauwelijks schade aangericht en toch hadden ze de gore moed om het overwinningsritueel uit te voeren en pal onder zijn neus een eind aan het spel te maken.
Pas toen drong het tot William Bee door dat de Draken niet alleen een eind aan het spel gemaakt hadden, maar dat het volgens de regels heel goed mogelijk was dat ze de wedstrijd nog gewonnen hadden ook. Ten slotte werd je, wat er verder ook gebeurde, niet als winnaar erkend als je niet genoeg onbevroren soldaten meer had om de hoeken van de poort aan te raken en iemand door de poort van de vijand naar de gang te laten gaan. Op een bepaalde manier beschouwd kon je dus aanvoeren dat het eindritueel de overwinning was. De strijdzaal erkende het in ieder geval wel als het eind van de strijd.
De lerarendeur ging open en majoor Anderson kwam de zaal in. ‘Ender,’riep hij terwijl hij om zich heen keek.
Een van de bevroren Draken probeerde hem te antwoorden met een mond waarvan de kaken door het flitspak op elkaar geklemd werden. Anderson vloog met de haak naar hem toe en ontdooide hem.
Ender grijnsde. ‘Ik heb jullie weer verslagen, majoor,’zei hij.
‘Onzin Ender,’zei Anderson zacht. ‘Je tegenstanders waren de Griffioenen en de Tijgers.’
‘Denkt u soms dat ik achterlijk ben?’vroeg Ender.
Luidkeels zei Anderson: ‘Na deze kleine manoeuvre worden de regels gewijzigd in die zin dat voortaan alle vijandelijke soldaten bevroren of buiten gevecht gesteld moeten zijn voor een poort veroverd kan worden.’
‘Het zou toch maar één keer gewerkt hebben,’zei Ender.
Anderson overhandigde hem de haak. Ender ontdooide iedereen tegelijk. Het protocol kon de kolere krijgen. Alles kon de kolere krijgen. ‘Hé!’riep hij toen Anderson weer vertrok. ‘Wat krijgen we de volgende keer? Mijn leger ongewapend in een kooi tegen de rest van de Krijgsschool? Wel eens van gelijke kansen gehoord?’
De andere jongens lieten een luid instemmend gemompel horen en het waren lang niet allemaal Draken die zich lieten horen. Anderson liet uit niets blijken dat hij Enders uitroep had gehoord, hij draaide zich niet eens om. Uiteindelijk was het William Bee die Ender antwoord gaf. ‘Ender, als jij de ene partij aanvoert, zijn de kansen nooit gelijk, onder wat voor omstandigheden ook.’
Zo is dat! riepen de jongens. Een heleboel begonnen er te lachen. Talo Momoe begon in zijn handen te klappen. ‘Ender Wiggin!’riep hij. De andere jongens begonnen ook te klappen en Enders naam te scanderen.
Ender verliet de zaal door de poort van de vijand. Zijn soldaten volgden hem. Hun stemmen die zijn naam riepen volgden hem door de gangen.
‘Vanavond nog oefenen?’vroeg Gekke Tom.
Ender schudde zijn hoofd.
‘Morgenochtend dan?’
‘Nee.’
‘Wanneer dan?’
‘Wat mij betreft nooit meer.’
Achter zijn rug steeg een gemompel op.
‘Hé, dat is niet eerlijk,’zei een van de jongens. ‘Het is niet onze schuld dat de leraren het spel verpesten. Je kan niet zomaar ophouden met ons dingen te leren omdat —’
Ender gaf met zijn vlakke hand een klap tegen de wand en schreeuwde tegen de jongen: ‘Het spel kan me niks meer schelen!’Zijn stem galmde door de gang. Jongens van andere legers kwamen in de deur van hun slaapzaal staan. ‘Begrijpen jullie dat?’En hij fluisterde: ‘Het spel is afgelopen.’
Hij liep in zijn eentje terug naar zijn kamer. Hij wilde op zijn brits gaan liggen maar zijn bed was kletsnat. Dat herinnerde hem weer aan alles wat er vandaag was gebeurd en in woede scheurde hij zijn matras met dekens en al van het bed en smeet ze de gang in. Toen rolde hij zijn uniform op, propte dat onder zijn hoofd en ging op de stalen spiraal liggen. Het lag niet lekker maar Ender had geen zin om weer op te staan.
Hij lag nog maar een paar minuten toen er iemand op zijn deur klopte.
‘Ga weg,’zei hij zacht. De klopper hoorde hem niet of trok zich niets aan van wat hij zei. Tenslotte zei Ender maar binnen.
Het was Erwt.
‘Ga weg, Erwt.’
Erwt knikte maar hij ging niet. In plaats daarvan stond hij naar zijn schoenen te staren. Ender kreeg de neiging om tegen hem te schreeuwen, te vloeken, te krijsen dat hij moest weggaan. In plaats daarvan zag hij hoe moe Erwt eruitzag, helemaal krom van uitputting en met zwarte kringen onder zijn ogen door gebrek aan slaap; toch had hij nog een echte kinderhuid, zacht en doorschijnend, een gezicht met kinderlijke rondingen en de tengere ledematen van een kleine jongen. Hij was nog niet eens acht jaar. Het maakte niet uit dat hij briljant en toegewijd en goed was. Hij was een kind. Hij was jong.
Nee, dat is hij niet, dacht Ender. Klein dat wel. Maar Erwt heeft een gevecht meegemaakt waarin een heel leger van hem en de soldaten die hij leidde afhankelijk was en hij leverde een geweldige prestatie en ze wonnen. Dat heeft niets met jong te maken. Niets met jeugd.
Erwt vatte Enders zwijgen en zijn minder norse gezicht op als toestemming om te mogen blijven en hij kwam een stap verder de kamer in. Pas toen zag Ender het kleine strookje papier in zijn hand.
‘Ben je overgeplaatst?’vroeg Ender. Hij kon het nauwelijks geloven maar zijn stem kwam ongeïnteresseerd en levenloos uit zijn mond.
‘Naar de Konijnen.’
Ender knikte. Uiteraard. Het was duidelijk. Als ik met mijn leger niet verslagen kan worden, pakken ze me mijn leger af. ‘Carn Carby is een prima vent,’zei Ender. ‘Ik hoop dat hij inziet wat jij waard bent.’
‘Carn Carby is vandaag afgestudeerd. Hij kreeg het bericht toen wij aan ons gevecht bezig waren.’
‘Wie neemt het bevel over de Konijnen dan over?’
Erwt maakte een hulpeloos gebaar met zijn handen. ‘Ik.’
Ender keek naar het plafond en knikte. ‘Natuurlijk. Per slot van rekening ben je maar vier jaar jonger dan de voorgeschreven leeftijd.’
‘Het is helemaal niet grappig. Ik weet niet wat hier aan de hand is. Al die veranderingen in het spel. En nu dit weer. Ik ben niet de enige overgeplaatste, hoor. Ze hebben de helft van de bevelhebbers laten afstuderen en een hele zooi van onze jongens het bevel over hun legers gegeven.’
‘Welke jongens?’
‘Ik geloof — alle pltonleiders en al hun assistenten.’
‘Vanzelf. Als ze mijn leger willen vernietigen dan doen ze het ook gelijk goed. Wat ze ook doen, ze gaan altijd grondig te werk.’
‘Je blijft toch winnen, Ender. Dat weten we allemaal. Gekke Tom zei nog: “Je bedoelt dat ik een manier moet bedenken om van de Draken te winnen?” Iedereen weet dat jij de beste bent. Jou krijgen ze niet klein, wat ze ook —’
‘Ze hebben me al klein gekregen.’
‘Nee, Ender, dat kunnen ze niet —’
‘Het spel kan me geen moer meer schelen, Erwt. Ik doe niet meer mee. Ik oefen niet meer. Ik vecht geen wedstrijden meer. Ze kunnen zoveel strookjes papier onder mijn deur doorschuiven als ze willen, maar ik ga niet. Dat had ik al besloten voor ik vandaag door de deur de strijdzaal instapte. Daarom liet ik jou recht op de poort afgaan. Ik dacht niet dat het zou werken, maar het kon me geen reet schelen. Ik wilde gewoon met stijl ten onder gaan.’
‘Je had het gezicht van William Bee moeten zien. Hij stond daar en kon maar niet snappen hoe het mogelijk was dat hij had verloren terwijl jij nog maar zeven jongens had die hun tenen konden bewegen en hij er maar drie had die dat niet konden.’
‘Waarom zou ik William Bee’s gezicht willen zien? Waarom zou ik iemand willen verslaan?’Ender drukte zijn handen tegen zijn ogen. ‘Vandaag heb ik Bonzo lelijk toegetakeld, Erwt. Ik heb hem echt verschrikkelijk toegetakeld.’
‘Het was zijn eigen schuld.’
‘Ik sloeg hem recht overeind finaal buiten westen. Hij stond daar maar en leek wel dood. En ik bleef hem toetakelen.’
Erwt zei niets.
‘Ik wilde er alleen maar voor zorgen dat hij me nooit meer zou kwellen.’
‘Nou, dat gebeurt ook niet,’zei Erwt. ‘Ze hebben hem naar huis gestuurd.’
‘Nu al?’
‘De leraren zeiden niet veel, dat doen ze nooit. Op de officiële mededeling stond dat hij was afgestudeerd, maar op de plek waar ze altijd de bestemming invullen — je weet wel, voortgezette opleiding krijgskunst, logistiek, navigatie, voorbereidende cursus officiersopleiding, dat soort dingen — stond er gewoon Cartagena, Spanje. Daar komt hij vandaan.’
‘Ik ben blij dat ze hem hebben laten afstuderen.’
‘Jezus, Ender, we zijn gewoon blij dat hij opgelazerd is. Als we geweten hadden wat hij met je van plan was hadden we hem ter plaatse afgemaakt. Was het waar dat hij een hele ploeg jongens op je afstuurde?’
‘Nee. Alleen hij tegen mij. Hij vocht met eer.’Als hij niet met dat idiote eergevoel behept was geweest, zouden hij en de anderen me samen te grazen hebben genomen. Dan hadden ze me kunnen doden. Zijn eergevoel heeft mij het leven gered. ‘Ik vocht niet met eer,’ging Ender verder. ‘Ik vocht om te winnen.’
Erwt schoot in de lach. ‘En winnen deed je. Je schopte hem finaal uit zijn baan.’
Er werd op de deur geklopt. Voor Ender kon reageren ging de deur al open. Ender verwachtte nog een paar van zijn soldaten te zien staan. Maar het was majoor Anderson. En achter hem aan kwam kolonel Graff.
‘Ender Wiggin,’zei Graff.
Ender kwam overeind. ‘Jawel, kolonel.’
‘Je uitbarsting vandaag in de strijdzaal was weerspannig. Zoiets mag niet meer voorkomen.’
‘Jawel, kolonel,’zei Ender.
Erwt voelde zich nog steeds erg weerspannig en hij vond niet dat Ender de uitbrander verdiende. ‘Ik vind dat het hoog tijd was dat iemand een leraar eens vertelde hoe wij denken over wat jullie aan het uitvreten zijn.’
De volwassenen negeerden hem. Anderson overhandigde Ender een blad papier. Een heel vel A4. Niet een van die kleine strookjes waarmee op de Krijgsschool interne bevelen werden doorgegeven; het was een volwaardig dienstbevel. Erwt wist wat dat betekende. Ender werd overgeplaatst naar een andere school.
‘Afgestudeerd?’vroeg Erwt. Ender knikte. ‘Daar hebben ze ook lang over gedaan. Je bent maar twee of drie jaar te vroeg. Je kan al lopen en praten en jezelf aankleden. Wat valt er voor hen nog aan jou te leren?’
Ender schudde zijn hoofd. ‘Het enige dat ik weet is dat het afgelopen is met het spel.’Hij vouwde het blad papier op. ‘Hoogste tijd ook. Kan ik het nog even aan mijn leger vertellen?’
‘Daar is geen tijd meer voor,’zei Graff. ‘Je pendel vertrekt over twintig minuten. Bovendien is het beter om hen niet meer te zien als je je marsorders hebt gekregen. Dat maakt het makkelijker.’
‘Voor de jongens of voor jullie?’vroeg Ender. Hij wachtte niet op antwoord. Hij draaide zich snel om, drukte Erwt even stevig de hand en liep naar de deur.
‘Wacht,’zei Erwt. ‘Waar ga je heen? Krijgskunst? Navigatie? Logistiek?’
‘Officiersopleiding,’antwoordde Ender.
‘Voorbereidende cursus?’
‘Nee, Officiersopleiding,’zei Ender en toen stond hij in de gang. Anderson volgde hem op de hielen. Erwt greep kolonel Graff bij zijn mouw. ‘Niemand gaat naar de Officiersopleiding voor zijn zestiende!’
Graff schudde Erwts hand van zijn mouw en liep de kamer uit en trok de deur achter zich dicht.
Erwt stond in zijn eentje in de kamer en probeerde te begrijpen wat dit zou kunnen betekenen. Niemand ging naar de Officiersopleiding zonder eerst drie jaar voorbereiding in krijgskunst of logistiek. Maar ja, niemand was ooit nog aan de Krijgsschool afgestudeerd in minder dan zes jaar en Ender had er maar vier jaar over gedaan.
Het systeem begint uit elkaar te vallen. Geen twijfel aan. Eén van de topmensen is knettergek geworden of er is iets mis met de oorlog, de echte oorlog, de oorlog tegen de kruiperds. Waarom zouden ze anders de opleiding op deze manier verzieken en het hele spel verpesten? Waarom zouden ze anders zo’n klein knulletje als ik het bevel over een leger geven?
Erwt bleef daarover nadenken terwijl hij door de gang naar zijn eigen bed terugliep. Net toen hij zijn brits bereikte ging het licht uit. Hij kleedde zich uit in het donker en propte moeizaam zijn kleren in een kastje dat hij niet kon zien. Hij voelde zich verschrikkelijk. Aanvankelijk dacht hij dat hij zich beroerd voelde omdat hij bang was voor het aanvoeren van een leger, maar dat was niet waar. Hij wist dat hij een goede bevelhebber zou zijn. Hij zou het liefst een potje janken. Na de eerste paar dagen hier toen hij nog een beetje heimwee had, had hij niet meer gehuild. Hij probeerde het gevoel te benoemen dat hem een prop in zijn keel bezorgde en hem geluidloos deed snikken, hoe hij ook zijn best deed om dat te onderdrukken. Hij beet in zijn hand om een eind te maken aan het gevoel, om het met pijn te verdrijven. Het hielp allemaal niet. Hij zou Ender nooit meer terugzien.
Nu hij het gevoel eenmaal had benoemd kon hij het in de hand houden. Hij ging op zijn rug liggen en deed ontspanningsoefeningen tot hij geen aandrang meer voelde om in tranen uit te barsten. Toen viel hij in slaap. Zijn hand lag vlak bij zijn mond. Hij lag aarzelend op zijn kussen alsof Erwt niet kon besluiten of hij op zijn nagels zou gaan bijten of op zijn duim zuigen. Zijn voorhoofd zat vol dikke rimpels en plooien. Zijn ademhaling ging vlug en ondiep. Hij was een soldaat en als iemand hem zou vragen wat hij wilde worden als hij groot was dan zou hij niet weten wat er bedoeld werd.
Tijdens de oversteek naar de pendel zag Ender voor het eerst dat majoor Anderson een ander insigne op zijn uniform had. ‘Ja, hij is nu kolonel,’zei Graff. ‘Majoor Anderson gaat zelfs vanaf vanmiddag het bevel over de Krijgsschool voeren. Ik heb een andere taak opgedragen gekregen.’
Ender vroeg hem niet wat voor andere taak.
Graff gespte zich in op een stoel aan de andere kant van het gangpad. Er was maar één andere passagier, een rustige man in burgerkleren die hem werd voorgesteld als generaal Pace. Pace had een aktentas bij zich, maar verder net zo weinig bagage als Ender. Ender putte op een of andere manier troost uit de gedachte dat Graff tenminste ook met lege handen de Krijgsschool verliet.
Tijdens de reis naar huis zei Ender maar één keer wat. ‘Waarom gaan we naar huis?’vroeg hij. ‘Ik dacht dat de Officiersopleiding ergens in de planetoïdengordel was.’
‘Dat is hij ook,’zei Graff. ‘Maar de Krijgsschool heeft geen aanlegfaciliteiten voor lange-afstandsschepen. Je krijgt dus een kort verlof op de grond.’
Ender wilde vragen of dat betekende dat hij zijn gezinsleden mocht opzoeken. Maar ineens vond hij de gedachte dat dat mogelijk zou zijn tamelijk angstaanjagend en hij vroeg het dus maar niet. Hij deed zijn ogen dicht en probeerde te slapen. Achter zijn rug zat generaal Pace hem nauwlettend op te nemen; Ender had er geen flauw idee van waarom.
Ze landden in Florida op een hete zomermiddag. Ender had al zo lang geen daglicht gezien dat de zon hem bijna verblindde. Hij kneep zijn ogen tot kleine spleetjes en niesde en wilde eigenlijk gelijk weer naar binnen. Alles was heel ver weg en plat; de grond die natuurlijk de opwaartse kromming van de Krijgsschool miste, leek wel omlaag te krommen zodat Ender op vlakke bodem het gevoel had alsof hij op een torentje stond. De zwaartekracht week ook af van wat hij gewend was en hij sleepte met zijn voeten onder het lopen. Hij vond het verschrikkelijk. Hij wilde naar huis terug, naar de Krijgsschool, de enige plaats in het heelal waar hij thuis was.
‘Gearresteerd?’
‘Nu ja, zo’n gekke gedachte is dat niet. Generaal Pace is het hoofd van de militaire politie. Er was uiteindelijk een dode op de Krijgsschool.’
‘Ze hebben me niet verteld of kolonel Graff bevorderd werd of voor de krijgsraad werd gesleept. Hij werd gewoon overgeplaatst en had orders om zich bij de Polemarch te melden.’
‘Is dat een goed teken of een slecht teken?’
‘Wie zal het zeggen? Aan de ene kant heeft Ender Wiggin het niet alleen overleefd, hij heeft ook de drempel genomen en is in verbijsterend goede vorm afgestudeerd, dat zal je de oude Graff toch moeten nageven. Maar aan de andere kant heb je die vierde passagier in de pendel. Die in een zak reist.’
‘Het is pas het tweede sterfgeval in de hele geschiedenis van de school. En het was dit keer tenminste geen zelfmoord.’
‘Wat vindt u beter aan moord, majoor Imbu?’
‘Het was geen moord, kolonel. We hebben het van twee camerastandpunten uit op een videoband. Niemand kan Ender iets verwijten.’
‘Maar ze zouden Graff iets kunnen verwijten. Als dit allemaal achter de rug is, kunnen de burgers onze dossiers gaan doorharken op goede en slechte beslissingen. Dan geven ze ons medailles als ze vinden dat we het goed hebben gedaan en nemen ons ons pensioen af en stoppen ons in de gevangenis als ze vinden dat we ernaast zaten. Ze zijn tenminste wel zo verstandig geweest om Ender niet te vertellen dat de jongen is gestorven.’
‘Trouwens al de tweede keer.’
‘Van Stilson hebben ze het hem ook niet verteld.’
‘Die jongen is om bang van te worden.’
‘Ender Wiggin is geen moordenaar. Hij wint gewoon — grondig. Als iemand bang voor hem moet zijn, dan zijn het de kruiperds.’
‘Je zou bijna medelijden met ze krijgen nu je weet dat Ender achter hen aan gaat.’
‘De enige met wie ik medelijden heb is Ender. Maar niet genoeg om voor te stellen dat ze hem moeten laten gaan. Ik heb net toegang gekregen tot materiaal dat tot nu toe alleen Graff mocht inzien. Over vlootbewegingen en dat soort dingen. Vroeger sliep ik altijd uitstekend.’
‘Raken we in tijdnood?’
‘Ik had er niet over moeten beginnen. Ik mag u geen niet vrijgegeven informatie doorgeven.’
‘Ik weet het.’
‘Laten we het zo stellen: ze hebben hem geen dag te vroeg naar de Officiersopleiding gestuurd. En misschien wel een paar jaar te laat.’