123430.fb2 Hoeksteen van de Foundation - читать онлайн бесплатно полную версию книги . Страница 19

Hoeksteen van de Foundation - читать онлайн бесплатно полную версию книги . Страница 19

XVIIIBOTSING

75

Stor Gendibal naderde Gaia bijna even voorzichtig als Trevize had gedaan en toen haar ster een waarneembaar schijfje was geworden dat nog alleen door sterke filters bekeken kon worden, verminderde hij vaart om na te denken.

Sura Novi zat naast hem. Nu en dan keek zij bedeesd naar hem op.

‘Meester?’ vroeg zij zachtjes.

‘Wat is er, Novi?’ reageerde hij afwezig.

‘Bent u ongelukkig?’

Hij wierp haar een snelle blik toe. ‘Nee. Bezorgd. Dat woord ken je nog? Ik probeer te besluiten of we nu snel moeten verdergaan of dat ik nog langer zal wachten. Zal ik eens erg dapper zijn, Novi?’

‘Ik denk dat u altijd erg dapper bent, Meester.’

‘Erg dapper zijn is soms hetzelfde als erg dwaas zijn.’

Novi glimlachte. ‘Hoe kan een meesterklerk nu dwaas zijn? Dat is een zon, nietwaar, Meester?’ Zij wees naar het scherm.

Gendibal knikte. Na een korte aarzeling vroeg Novi: ‘Is dat de zon die op Trantor schijnt? Is dat de zon van Toes?’

‘Nee, Novi,’ zei Gendibal, ‘dit is een heel andere zon. Er zijn heel veel zonnen, miljarden zonnen.’

‘Ah! Met mijn hoofd heb ik dat geweten, maar ik kon het mezelf niet doen geloven. Hoe komt het, Meester, dat je kunt weten met je hoofd en toch niet geloven?’

Gendibal glimlachte vaag. ‘In je hoofd, Novi…’ begon hij en toen hij dat zei, bemerkte hij dat hij automatisch haar geest was binnengegaan. Hij streelde deze zachtjes, zoals steeds wanneer hij zichzelf daar aantrof niet meer dan een sussende aanraking van een paar uitlopers van haar geest om haar kalm en onbezorgd te houden — en zou zich daarna, zoals altijd, weer meteen hebben teruggetrokken, als er niet iets was geweest dat hem weerhield.

Wat hij gewaar werd kon alleen in geestvaardigheidstermen worden beschreven, maar in overdrachtelijke zin leek het alsof Novi’s geest gloeide.

Het was een uiterst zwakke, amper waarneembare gloed. Deze kon alleen het gevolg zijn van de aanwezigheid van een geestesveld dat van buiten afkomstig was, een geestveld van zodanige zwakke kracht dat de meest verfijnde opsporingszenuwen in Gendibals eigen, uitstekend getrainde brein het maar nauwelijks vermochten waar te nemen, zelfs tegen de achtergrond van Novi’s kristalheldere breinstructuur.

‘Novi, hoe voel je je?’ vroeg hij op scherpe toon.

Ze sperde haar ogen open. ‘Ik voel mij goed, Meester.’

‘Ben je duizelig, in de war? Doe je ogen dicht en blijf absoluut stil zitten tot ik roep: “Nu”.’

Gehoorzaam sloot zij haar ogen. Zorgvuldig verwijderde Gendibal alle irrelevante gevoelens uit haar denken, bracht haar gedachten tot rust, kalmeerde haar emoties, koesterde, streelde… Hij liet niets anders voortbestaan dan de gloed en deze was zo zwak dat hij zichzelf bijna kon wijsmaken dat hij niets zag.

‘Nu!’ zei hij, en Novi deed haar ogen open.

‘Hoe voel je je, Novi?’

‘Heel kalm, Meester. Uitgerust.’

Het was duidelijk dat de gloed veel te zwak was om op haar van invloed te kunnen zijn.

Hij wendde zich tot de computer en begon ermee te hannesen. Hij moest toegeven dat de computer en hij niet bijster goed bij elkaar bleken te passen. Misschien kwam dat doordat hij gewend was rechtstreeks met zijn geest te werken en niet via een intermediair. Maar nu was hij op zoek naar een schip, niet naar een geest, en de eerste verkenning kon veel doelmatiger worden gedaan met de hulp van de computer.

Al gauw vond hij het soort schip waarvan hij verwacht had dat het in de buurt zou zijn. Het was een half miljoen kilometer van hem vandaan en qua ontwerp leek het op de zijne, maar het was veel groter en vollediger uitgerust.

Toen hij het schip eenmaal met behulp van de computer had gelokaliseerd, kon Gendibal rechtstreeks gebruikmaken van zijn geestvaardigheid. Hij zond een intense, scherp gerichte geeststraal uit en betastte — althans volgens het geestvaardigheidsequivalent daarvan het schip van buiten en van binnen.

Vervolgens zond hij zijn geest naar Gaia, haar aldus vele miljoenen kilometers naderend — en trok hem weer terug. Geen van beide speurtochten had hem voldoende aanwijzingen opgeleverd om met zekerheid te stellen welk van de beide objecten — of wellicht geen van beide? — de bron was van het geestveld.

‘Novi,’ zei hij, ‘ik wil dat je heel dicht bij me komt zitten voor wat er nu gaat volgen.’

‘Meester, is er gevaar?’

‘Jij hoeft je helemaal niet bezorgd te maken, Novi. Ik zal erop toezien dat jou volstrekt niets kan overkomen.’

‘Meester, ik ben niet bezorgd omdat mij iets kan overkomen. Als er gevaar is, wil ik in staat zijn u te helpen.’

Gendibal voelde een zekere vertedering. ‘Novi,’ zei hij, ‘je hebt me al geholpen. Dankzij jou heb ik iets opgemerkt wat ik beslist niet over het hoofd had mogen zien. Zonder jou zou ik behoorlijk diep in de nesten zijn geraakt, waar ik alleen met de grootste moeite weer uit had kunnen komen.’

‘Heb ik dat met mijn geest gedaan, Meester, zoals u me ooit hebt uitgelegd?’ vroeg Novi stomverbaasd.

‘Precies, Novi. Geen enkel instrument heeft die gevoeligheid. Ook mijn eigen geest is niet zo gevoelig; die zit veel te ingewikkeld in elkaar.’

Novi’s gezicht kreeg een verrukte uitdrukking. ‘Ik ben zo dankbaar dat ik kan helpen.’

Gendibal glimlachte en knikte haar toe. En daarna drong de somber stemmende wetenschap tot hem door dat hij ook nog andere hulp nodig zou hebben. Een kinderachtig gevoel in zijn binnenste kwam daartegen in opstand. Dit was zijn taak, enkel en alleen die van hem.

Maar hij kon het niet in zijn eentje af. De overmacht groeide…

76

Op Trantor voelde Quindor Shandess zijn verantwoordelijkheid als Eerste Spreker als een loden last op hem drukken. Sedert Gendibals schip in de duisternis achter de dampkring was verdwenen, had hij de Tafel niet meer bijeengeroepen. Hij was verzonken geweest in zijn eigen gedachten.

Was het verstandig geweest Gendibal toe te staan in zijn eentje te vertrekken? Gendibal was briljant, maar niet zo briljant dat er geen ruimte overbleef voor roekeloosheid. Gendibals grote fout was zijn arrogantie, zoals de grote fout van Shandess zelf was (overwoog hij bitter) dat de jaren tot slijtage hadden geleid.

Steeds weer drong zich de gedachte aan hem op dat Preem Palver een gevaarlijk precedent had geschapen toen hij zich in de Melkweg had gestort om dingen recht te zetten. Zou iemand zich ooit met Preem Palver kunnen meten? Zelfs Gendibal? En Palver had zijn vrouw bij zich gehad.

Zeker, Gendibal had deze Toesvrouw meegenomen, maar zij was van geen belang. Palvers vrouw was zelf een Spreker geweest.

Terwijl hij op berichten van Gendibal wachtte, voelde Shandess hoe hij van dag tot dag ouder werd. Elke dag dat die berichten uitbleven, werd zijn gespannen gevoel erger.

Het had een hele groep schepen moeten zijn, een vloot!

Nee. De Tafel zou dat niet hebben toegestaan.

En toch…

Toen het bericht eindelijk kwam, lag hij te slapen een uitgeputte slaap die hem geen echte rust bracht. Het was een winderige avond geweest en hij had om te beginnen al moeite gehad de slaap te vatten. Als klein kind had hij zich verbeeld in de wind allerlei stemmen te horen.

Alvorens te worden ondergedompeld in een uitgeputte sluimering had hij in zijn laatste bewuste gedachten een prachtig droomkasteel opgebouwd rond de geneugten van zijn pensionering — een hartewens die gepaard ging met de wetenschap dat die nu niet vervuld kon worden, aangezien Delarmi hem dan zou opvolgen.

En toen kwam het bericht. Hij ging rechtop in bed zitten, meteen klaarwakker.

‘Alles in orde met je?’ vroeg hij.

‘Uitstekend, Eerste Spreker,’ zei Gendibal. ‘Zullen wij visueel verbinding maken om geconcentreerder van gedachten te kunnen wisselen?’

‘Straks misschien,’ zei Shandess. ‘Zeg me eerst wat de situatie is.’

Gendibal sprak zorgvuldig, want hij had bemerkt dat de ander net wakker was geworden en voelde bovendien een intense vermoeidheid. Hij zei: ik ben in de buurt van een bewoonde planeet die Gaia heet en wier bestaan, voor zover ik weet, in geen enkel galactografisch register ook maar wordt aangeduid.’

‘Is dit de wereld van degenen die het Plan hebben bewaakt? De antiMuildieren?’

‘Dat is mogelijk, Eerste Spreker. Er zijn redenen om dat te denken. In de eerste plaats heeft het schip met Trevize en Pelorat zich tot dicht bij Gaia begeven; waarschijnlijk is het er geland. In de tweede plaats bevindt zich hier in de ruimte, ongeveer een half miljoen kilometer van mij vandaan, een oorlogsschip van de Foundation.’

‘Zo veel belangstelling moet een reden hebben!’

‘Eerste Spreker, het ene zou wel eens kunnen samenhangen met het andere. Ik ben hier alleen omdat ik Trevize volg, en het oorlogsschip is hier wellicht om dezelfde reden. Blijft alleen de vraag over waarom Trevize hier is.’

‘Ben je van plan hem tot op de planeet te volgen, Spreker?’

‘Ik heb gespeeld met die gedachte, maar er is iets tussen gekomen. Ik ben nu honderd miljoen kilometer van Gaia verwijderd en ik bespeur in de ruimte rondom mij een geestesveld — een homogeen, zij het uitzonderlijk zwak veld. ik zou het helemaal niet hebben opgemerkt als de geest van de Toesvrouw niet als een soort vergrootglas zou hebben gewerkt. Zij heeft een uitzonderlijke geest. Speciaal voor dit doel heb ik erin toegestemd haar mee te nemen.’

‘Dan had je kennelijk gelijk in je veronderstelling daaromtrent. Denk je dat Spreker Delarmi dit heeft geweten?’

‘Toen zij er op aandrong dat ik de vrouw mee zou nemen? Dat lijkt mij sterk! Maar ik heb er met genoegen mijn voordeel mee gedaan, Eerste Spreker.’

‘Daar ben ik blij om. Ben je van mening, Spreker Gendibal, dat die planeet de oorsprong is van het veld?’

‘Om dat vast te stellen zou ik metingen moeten verrichten op ver van elkaar gelegen plekken om te zien of het veld een bolvormige symmetrie vertoont. Mijn geestsondering is niet meer dan éen doorsnede. Volgens mij is het waarschijnlijk, maar niet zeker. Toch lijkt het mij niet verstandig verder onderzoek te verrichten met dat oorlogsschip van de Eerste Foundation in de buurt.’

‘Dat vormt toch geen bedreiging!’

‘Misschien toch wel. Ik kan er tot nu toe niet helemaal zeker van zijn dat het niet zelf de bron is van het geestveld, Eerste Spreker.’

‘Maar zij…’

‘Eerste Spreker, met respect, sta mij toe u in de rede te vallen. Wij weten niet welke technische vooruitgang de Eerste Foundation kan hebben geboekt. Zij treden op met een merkwaardig zelfvertrouwen en hebben voor ons misschien onaangename verrassingen in petto. We moeten zien vast te stellen of zij wellicht vormen van geestvaardigheid hebben verworven door middel van een van hun vele apparaten. Om kort te gaan, Eerste Spreker, ik sta ofwel tegenover een oorlogsschip vol geestvaardigen ofwel tegenover een hele planeet vol van hen!

Als het het oorlogsschip is zal de geestvaardigheid wel veel te beperkt zijn om mij onschadelijk te maken, maar zij kan voldoende zijn om mij op te houden en te belemmeren — en dan kunnen de puur fysieke wapens van het schip toereikend zijn om mij te vernietigen. Als anderzijds de planeet de bron van het veld is, en ik kan dat veld al op zo’n enorm grote afstand bespeuren, dan moet er wel sprake zijn van een reusachtige intensiteit — méér dan ik aankan.

In beide gevallen zal het noodzakelijk zijn een netwerk te spannen — en wel een volledig netwerk — met behulp waarvan zo nodig alle steun van Trantor tot mijn beschikking kan worden gesteld.’

De Eerste Spreker aarzelde. ‘Een volledig netwerk? Dat is nog nooit gebruikt, zelfs nog nooit voorgesteld — behalve ten tijde van het Muildier.’

‘De crisis zou wel eens beduidend groter kunnen zijn dan die van het Muildier, Eerste Spreker.’

‘Ik verwacht niet dat de Tafel daarmee zal instemmen.’

‘Ik denk niet dat u de Tafel om toestemming moet vragen, Eerste Spreker. U zou de noodtoestand moeten uitroepen.’

‘Welk excuus heb ik daarvoor?’

‘Zeg hen wat ik u verteld heb, Eerste Spreker.’

‘Spreker Delarmi zal zeggen dat jij een waardeloze lafaard bent die van angst krankzinnig is geworden.’

Gendibal zweeg even voordat hij antwoord gaf en zei toen: ik neem aan dat zij iets dergelijks zal zeggen, Eerste Spreker. Laat haar maar zeggen wat zij wil, daar kom ik wel overheen. Nu staat niet mijn trots of mijn eigenliefde op het spel, maar het naakte bestaan van de hele Tweede Foundation.’

77

Harla Branno glimlachte grimmig, waardoor haar rimpels nog diepere groeven in haar huid trokken, ik denk dat we nu wel kunnen doorzetten,’ zei ze. ‘Ik ben er klaar voor.’

‘Weet u nog steeds precies waar mee u bezig bent ?’ vroeg Kodell.

‘Als jij werkelijk dacht dat ik zo gek was als je voorwendt te denken, Liono, zou je er dan op gestaan hebben in dit schip bij mij te blijven ?’

Kodell haalde zijn schouders op en zei: ‘Waarschijnlijk wel. Dan zou ik hier zijn met het oog op het minieme kansje, mevrouw de Burgemeester, dat ik u zou kunnen tegenhouden, afleiden, vertragen, voordat u te ver ging. En als u niet gek bent, dan zou ik natuurlijk…’

‘Ja?’

‘Wel, dan zou ik natuurlijk niet graag zien dat de geschiedenisboekjes alleen en uitsluitend aan u alle eer geven. Laat er dan maar vermeld staan dat ik in uw gezelschap was. Misschien wordt er dan zelfs in het midden gelaten aan wie de grootste verdienste in werkelijkheid moest worden toegeschreven…’

‘Slim, Liono, slim — maar vergeefse hoop. Ik ben bij te veel Burgemeesters de werkelijke macht achter hun troon geweest om het plausibel te maken dat ik een dergelijk verschijnsel zou kunnen toelaten tijdens mijn eigen Burgemeesterschap.’

‘We zullen zien.’

‘Nee, dat zullen we niet. Zulke historische oordelen worden pas geveld lang na onze dood. Ik maak mij echter geen zorgen. Niet over mijn plaats in de geschiedenis en evenmin over dat daar.’ Zij wees naar het scherm.

‘Het schip van Compor,’ zei Kodell. inderdaad, Compors schip,’ zei Branno, ‘maar zonder dat Compor aan boord is. Een van onze verkenningsschepen nam de wisseling van bemanning waar. Compors schip ontmoette een ander schip. Twee mensen van dat schip stapten over naar dit schip en Compor zelf begaf zich kort daarna naar het vreemde schip.’

Branno wreef zich in haar handen. ‘Trevize heeft zijn rol uitstekend vervuld. Ik wierp hem de ruimte in om als bliksemafleider te dienen en dat is precies wat hij heeft gedaan. Hij trok de bliksem aan. Het schip dat Compor ontmoette was er een van de Tweede Foundation.’

‘Ik vraag mij af hoe u daar zeker van kunt zijn,’ zei Kodell. Hij haalde zijn pijp te voorschijn en begon die langzaam te stoppen met tabak.

‘Omdat ik mij altijd al heb afgevraagd of Compor niet onder de invloed van de Tweede Foundation verkeerde. Zijn leven verliep te gladjes. Voor hem verliep altijd alles precies naar wens. En bovendien was hij een kei in jaagtochten door de hyper-ruimte. Zijn verraad tegenover Trevize kan gemakkelijk worden uitgelegd als een alledaagse stap van een ambitieus man, maar hij deed het met een zo overbodige grondigheid dat het leek alsof er méér op het spel stond dan alleen persoonlijke ambitie.’

‘Allemaal gissingen, Burgemeester!’

‘Aan de gissingen kwam een einde toen hij Trevize even gemakkelijk na meervoudige Sprongen bleek te kunnen volgen als na een enkele Sprong.’

‘Hij beschikte over de hulp van de computer, Burgemeester.’

Maar Branno wierp haar hoofd naar achteren en lachte.

‘Mijn beste Liono, jij hebt het zo druk met het bedenken van ingewikkelde intriges dat je uit het oog verliest hoe doelmatig soms juist heel simpele maatregelen kunnen zijn! Ik heb Compor uitgezonden om Trevize te volgen, niet omdat het nodig was Trevize te volgen. Dat was toch nergens voor nodig? Ook al zou hij zijn acties nog zo graag verborgen willen houden, Trevize zou onvermijdelijk sterk de aandacht trekken op elke niet-Foundation planeet die hij bezocht. En in noodgevallen zou hij zich onmiddellijk tot vertegenwoordigers van de Foundation wenden om hulp te krijgen, zoals op Sayshell trouwens gebleken is. Op die manier zouden wij voortdurend van al zijn gangen meteen op de hoogte zijn — Compor of geen Compor.’

‘Nee,’ zo vervolgde zij op peinzende toon, ‘Compor werd er op uitgestuurd om Compor te testen. En daarin zijn we geslaagd, want we hebben hem met opzet een defecte computer gegeven. De gebreken waren niet zodanig dat de computer het schip niet meer kon besturen, maar volstrekt toereikend om te verhinderen dat de computer hem zou kunnen helpen bij het volgen van een meervoudige Sprong. En toch wist Compor daar zonder moeite in te slagen.’

‘Ik merk dat er veel is wat u mij niet vertelt, Burgemeester, tot u de tijd gekomen acht om dat alsnog te doen.’

‘Ik houd alleen dingen voor je achter, Liono, als ik weet dat het geen kwaad kan dat je ze niet weet. Ik bewonder je en gebruik je, maar mijn vertrouwen wordt afgeperkt door scherpe grenzen, zoals omgekeerd ook jouw vertrouwen tegenover mij — en neem maar niet de moeite dat te ontkennen!’

‘Dat zal ik niet doen,’ zei Kodell droog, ‘en op een goede dag, mevrouw de Burgemeester, zal ik zo vrij zijn u daaraan te herinneren. Maar ondertussen: zijn er misschien nog andere dingen die ik moet weten? Dat schip dat Compor ontmoette, wat was dat voor een schip? Als Compor bij de Tweede Foundation hoort, geldt dat waarschijnlijk ook voor dat schip.’

‘Het is altijd een genoegen met jou te spreken, Liono. Jij hebt de dingen snel door. Weet je, de Tweede Foundation doet geen moeite om zijn sporen te verbergen. Als zij het nodig vinden ze alsnog uit te wissen, beschikken zij altijd over methoden om dat voor elkaar te brengen. Een Tweede Foundationist zou het nooit in zijn hoofd halen om bij wijze van vermomming een schip van andermans makelij te gebruiken, ook al zouden zij weten hoe exact wij de herkomst van een schip kunnen bepalen op basis van zijn energiepatroon. Zij zouden die kennis altijd weer kunnen verwijderen uit de geest van degenen die haar hadden verworven, dus waarom de moeite genomen zich te verstoppen? Welnu, ons verkenningsschip was in staat binnen enkele minuten de herkomst vast te stellen van het schip dat Compor ontmoette.’

‘En ik neem aan dat de Tweede Foundation die kennis straks uit onze geest zal wegwissen?’

‘Als ze dat kunnen,’ zei Branno. ‘Maar misschien zullen ze ontdekken dat er een paar dingen zijn veranderd.’

‘Daarstraks zei u dat u wist waar de Tweede Foundation is,’ zei Kodell. ‘U wilde eerst Gaia onder handen nemen, en daarna Trantor. Ik leid hieruit af dat het andere schip afkomstig was van Trantor.’

‘Dat is juist. Verbaast je dat?’

Kodell schudde traag zijn hoofd. ‘Achteraf gezien niet. Ebling Mis, Toran Darell en Bayta Darell bevonden zich alle drie op Trantor toen het Muildier werd gestopt. Arkady Darell, Bayta’s grootmoeder, was op Trantor geboren en bevond zich op Trantor, naar gezegd wordt, toen de Tweede Foundation zelf werd gestopt. Volgens haar verslag van de gebeurtenissen werd er een sleutelrol gespeeld door een zekere Preem Palver, een Trantoriaanse handelaar, die telkens precies op de juiste momenten opdook. Ik denk dat het eigenlijk wel voor de hand lag dat de Tweede Foundation zich op Trantor bevond. Trouwens, ook Hari Seldon zelf woonde daar toen hij de twee Foundations stichtte.’

‘Heel voor de hand liggend, ja, alleen heeft niemand de mogelijkheid geopperd. Daar heeft de Tweede Foundation wel voor gezorgd. Dat is wat ik bedoelde toen ik zei dat zij hun sporen niet hoeven te verbergen. Zij kunnen er gemakkelijk voor zorgen dat er niemand naar die sporen kijkt. En ze kunnen de herinnering aan die sporen achteraf zonder moeite uit iemands geest verwijderen.’

Kodell zei: ‘Laat ons in dat geval niet te snel in een richting zoeken waarvan zij misschien juist willen dat we er zoeken. Hoe denkt u dat het kwam dat Trevize kon concluderen tot het bestaan van de Tweede Foundation? Waarom heeft de Tweede Foundation dat niet verhinderd?’

Branno stak haar knokige vingers op en telde: ‘Ten eerste is Trevize een zeer ongebruikelijke man. Ondanks zijn evidente onvermogen tot voorzichtigheid heeft hij iets speciaals, al ben ik er nog niet precies achter wat dat is. Hij is misschien een heel bijzonder geval. Ten tweede was de Tweede Foundation in elk geval wel op de hoogte. Compor was Trevize meteen op het spoor en hij heeft dat aan mij gerapporteerd. Ze hebben erop vertrouwd dat ik Trevize wel zou stoppen, zonder dat de Tweede Foundation tot openlijke inmenging hoefde over te gaan. Ten derde: toen ik niet precies reageerde zoals zij hadden verwacht — geen executie, geen gevangenis, geen geheugenwissing, geen psychische sonde in zijn brein — en hem alleen maar de ruimte in stuurde, is de Tweede Foundation een stap verder gegaan. Zij gingen tot rechtstreekse bemoeienis over door een van hun schepen achter hem aan te sturen.’

En met onderdrukt genoegen voegde zij eraan toe: ‘Ha, wat een voortreffelijke bliksemafleider!’

‘En wat is onze volgende stap?’ vroeg Kodell.

‘We gaan die Tweede Foundationist die we nu tegenover ons hebben, uitdagen. Om je de waarheid te zeggen: al op dit moment bewegen wij ons kalmpjes in zijn richting.’

78

Gendibal en Novi zaten vlak naast elkaar samen naar het scherm te kijken.

Novi was bang. Voor Gendibal was dat even duidelijk te merken als het feit dat zij haar uiterste best deed dat gevoel te onderdrukken. Gendibal kon op dit moment ook niets doen om haar in die worsteling te helpen, want hij achtte het niet raadzaam haar geest thans te beïnvloeden. Dat zou alleen maar haar weerkaatsing van het zwakke geestveld dat hen omringde vertroebelen.

Het oorlogsschip van de Foundation naderde langzaam, maar doelbewust. Het was een groot schip dat misschien wel een bemanning van zes personen had, als je mocht uitgaan van vroegere ervaringen met oorlogsschepen van de Foundation. Gendibal was er zeker van dat de wapens van dat schip toereikend zouden zijn om een vloot van de gezamenlijke schepen van de Tweede Foundation tegen te houden en zo nodig te vernietigen — als die vloot althans alleen op haar fysieke wapenen zou moeten vertrouwen.

In de huidige omstandigheden maakte de nadering van dit oorlogsschip tot een enkel schip, bemand door een Tweede Foundationist, op zichzelf al bepaalde gevolgtrekkingen mogelijk. Zelfs als de inzittenden van het schip over een zekere geestvaardigheid beschikten, zou het niet waarschijnlijk zijn dat zij zich op deze manier in de klauwen van de Tweede Foundation wierpen. De nadering getuigde dus van een zekere onwetendheid — al was het niet duidelijk tot op welke hoogte daarvan sprake was.

Het kon betekenen dat de kapitein van het oorlogsschip niet had gemerkt dat Compor vervangen was, of dat hij het wel gemerkt had, maar niet wist dat die ander iemand van de Tweede Foundation was. Of misschien had hij zelfs geen flauw idee wat een Tweede Foundationist voor iemand was.

Gendibal wilde elke mogelijkheid onder ogen zien. Als ze in dat schip nu eens wel over een zekere geestvaardigheid beschikten en niettemin op deze zelfverzekerde manier naar hem toe kwamen? Dat kon dan alleen betekenen dat de bevelhebber leed aan grootheidswaan of dat zij beschikten over veel grotere psychische vermogens dan Gendibal voor mogelijk wenste te houden.

Maar het was niet voldoende dat hij iets voor onmogelijk hield…

Zorgvuldig doorzocht hij Novi’s geest. Novi kon een geestesveld niet bewust waarnemen, iets waartoe Gendibal uiteraard wel in staat was. Maar Gendibals geest was in dit opzicht minder zuiver en minder fijngevoelig dan die van Novi. Dit was een paradox die in de toekomst nader bestudeerd moest worden en die op de lange duur wellicht tot resultaten zou leiden die veel belangrijker waren dan het acute probleem van dit naderend schip.

Gendibal had deze mogelijkheid meteen intuïtief begrepen toen hij de ongebruikelijke effenheid en symmetrie van Novi’s geest voor het eerst had opgemerkt. Hij voelde een zekere sombere trots op zijn intuïtieve vermogens. Sprekers waren altijd zeer trots geweest op hun intuïtieve vermogens, maar in hoeverre werd die trots in feite ingegeven door hun onvermogen bepaalde zaken met alledaagse, degelijke methoden te doorgronden en het feit dat zij dientengevolge niet begrepen wat zij nu eigenlijk deden? Het was maar al te gemakkelijk pure onwetendheid te verdoezelen achter het toverwoord ‘intuïtie’. Hoe groot was het gedeelte van die onwetendheid dat het directe gevolg kon zijn van hun onderschatting van het belang van de natuurwetenschappen ten opzichte van de geestvaardigheid?

En hoeveel daarvan was dan weer te herleiden tot blinde zelfgenoegzaamheid? Als hij Eerste Spreker was, dacht Gendibal, zou dat grondig veranderen. De kloof tussen de natuurwetenschappelijke kennis van de beide Foundations zou verkleind moeten worden. De Tweede Foundation kon niet eeuwig de mogelijkheid laten voortbestaan dat zij zou worden vernietigd zodra het monopolie van geestvaardigheid ook maar enigszins zou worden aangetast.

En misschien werd dat monopolie nu al aangetast! Misschien had de Eerste Foundation vooruitgang geboekt, of misschien was er een bondgenootschap tussen de Eerste Foundation en de anti-Muildieren. (Die gedachte kwam nu voor het eerst bij hem op en hij huiverde.)

De gedachten over dit onderwerp schoten door zijn geest met de snelheid die typerend is voor Sprekers en terwijl hij nadacht bleef hij tevens uiterst attent op de gloed in Novi’s geest — die echo van het geestesveld dat hen omringde. Het oorlogsschip van de Foundation kwam naderbij, maar de gloed werd niet feller.

Dit was op zichzelf nog geen absoluut bewijs dat het oorlogsschip niet beschikte over vormen van geestvaardigheid. Het was algemeen bekend dat geestvelden niet voldeden aan de wet van de kwadratische vermeerdering: de toeneming van hun sterkte kwam niet overeen met het kwadraat van de afstandsvermindering tussen uitstralende en opvangende geest. In zoverre verschilden geestvelden van de elektromagnetische velden en de zwaartekrachtvelden. Maar hoewel de geestvelden in sterkte minder varieerden naar afstand dan die andere veldsoorten, was er toch ook bij geestvelden een zekere relatie tussen sterkte en afstand. De weerkaatsing in Novi’s geest zou merkbaar helderder moeten worden naarmate het oorlogsschip dichterbij kwam — althans iets helderder.

(Hoe kwam het toch dat geen enkele Tweede Foundationist in alle vijf eeuwen sedert Hari Seldon ooit op het idee was gekomen de wiskundige relatie te berekenen tussen afstand en geestvaardigheid? Deze verwaarlozing van de exacte wetenschappen moest nu maar eens uit zijn, nam Gendibal zich plechtig voor.)

Als het oorlogsschip geestvaardigheid ter beschikking had en als de bemanning er zeker van was dat ze te maken hadden met iemand van de Tweede Foundation, dan lag het voor de hand dat de intensiteit van het geestveld tot maximale hoogte zou zijn opgevoerd naarmate de ontmoeting naderbij kwam. En in dat geval zou Novi’s geest dus beslist een of ander teken van de toename van die intensiteit hebben moeten registreren.

En toch was daar geen sprake van.

Daarom sloot Gendibal vol vertrouwen de mogelijkheid uit dat het oorlogsschip over geestvaardigheid beschikte. Het kwam in volstrekte onwetendheid naderbij en stelde als dreiging dus lang niet zo veel voor als hij gevreesd had.

Het geestveld was uiteraard nog steeds aanwezig, maar het moest zijn oorsprong hebben op Gaia. Dat was op zichzelf al onthutsend, maar zijn directe probleem was het schip. Als hij dat eenmaal had uitgeschakeld, kon hij zijn volle aandacht richten op de planeet van de anti-Muildieren.

Hij wachtte. Het oorlogsschip zou een of andere manoeuvre uitvoeren, of het zou dicht genoeg in de buurt komen om hem gelegenheid te geven effectief in de aanval te gaan.

Het schip kwam steeds dichterbij, tamelijk snel nu, maar deed nog altijd niets. Tenslotte was Gendibal ervan overtuigd dat de kracht van zijn aanval nu toereikend zou zijn. Zij zouden geen pijn voelen, maar alleen ongemak: allen aan boord zouden plotseling vaststellen dat zij de grote spieren van hun rug en hun ledematen alleen nog op uiterst trage manier konden gebruiken.

Gendibal concentreerde het van hem uitgaande geestveld tot een bundel. Hij vergrootte de intensiteit en overbrugde met de snelheid van het licht de kloof tussen de schepen. (De twee schepen waren dicht genoeg bij elkaar om contact door de hyper-ruimte, en het daarbij onvermijdelijk verlies aan nauwkeurigheid, overbodig te maken.)

En vervolgens trok hij zijn geest in kille verbijstering terug.

Het oorlogsschip van de Foundation beschikte over een effectief geestscherm dat zich hechter samentrok naarmate het aanvallende veld in kracht toenam. Het schip kwam dus achteraf gezien niet uit pure onwetendheid naderbij. Het had een onverwacht, zij het passief wapen.

79

‘Aha!’ riep Branno uit. ‘Hij heeft een aanval geprobeerd, Liono. Kijk!’

De naald van de psychometer bewoog en trilde in een schoksgewijze uitslag.

De ontwikkeling van het geestscherm had geleerden van de Foundation honderdtwintig jaar bezig gehouden in het geheimste van alle wetenschappelijke projecten, wellicht met uitzondering van Hari Seldons eenzame speurtocht naar de mogelijkheid van psychohistorische analyses, destijds. Vijf generaties hadden gezwoegd aan een geleidelijke verbetering van een apparaat, waarvan de werking overigens voor de theoretici nog grotendeels een raadsel was.

Er zou echter geen vooruitgang mogelijk zijn geweest zonder de uitvinding van de psychometer. Deze kon dienen als een gids en toonde in elke stadium de richting en de mate van vooruitgang. Niemand wist uit te leggen hoe het ding werkte, maar alle tekenen wezen erop dat hij het onmeetbare mat en het onbeschrijfbare kwantificeerde. Branno had het gevoel (en dat werd ook door sommigen van de geleerden gedeeld) dat de Foundation op het gebied van de geestbeïnvloeding gelijkwaardig zou zijn aan de Tweede Foundation zodra zij de werking van de psychometer kon verklaren.

Maar dat was iets voor de toekomst. Op dit ogenblik zou het scherm op zichzelf voldoende moeten zijn. Het werd immers in de rug gesteund door een verpletterende overmacht in fysieke bewapening.

Branno zond een boodschap en gebruikte daarvoor een mannelijke stem waaruit alle emotionele bijklanken waren weggefilterd. Het resultaat was ijzig vlak.

‘Bericht voor het schip Heldere Ster en zijn bemanning. U hebt met geweld een schip van de Marine van de Foundation Federatie in bezit genomen, hetgeen een daad van piraterij is. U wordt gesommeerd het schip en uzelf terstond aan ons over te geven. Bij weigering vallen wij aan.’

Het antwoord kwam met een natuurlijk stemgeluid. ‘Burgemeester Branno van Terminus, ik weet dat u aan boord bent. De Heldere Ster werd niet door piraterij verkregen. De legale kapitein, Munn Li Compor van Terminus, heeft mij vrijwillig uitgenodigd aan boord te komen. Ik vraag u een periode van wapenstilstand om enkele zaken te bespreken die voor ons beiden in gelijke mate van belang zijn.’

‘Laat mij het woord voeren, Burgemeester,’ fluisterde Kodell tot Branno.

Zij hief haar hand in een afwerend gebaar. ‘Dat is mijn verantwoordelijkheid, Liono.’

Zij stelde de zender bij en sprak met een stem die nauwelijks minder krachtig en gevoelloos was dan de kunstmatige stem die zojuist gebruikt was.

‘Man van de Tweede Foundation, zie uw positie onder ogen! Als u zich niet onmiddellijk overgeeft kunnen wij uw schip opblazen in minder tijd dan het een lichtstraal kost om van ons schip naar het uwe te geraken — en wij zijn van plan dat ook te doen. Wij zullen daar niets bij verliezen, want u beschikt niet over kennis die het voor ons van belang maakt u in leven te houden. Wij weten dat u van Trantor komt en zodra wij met u hebben afgerekend zullen wij gereed zijn om met Trantor af te rekenen. Wij zijn bereid u een paar ogenblikken te geven om uw zegje te doen, maar aangezien u ons niet veel waardevols te vertellen kunt hebben, zijn wij niet bereid al te lang naar u te luisteren.’

‘Laat mij in dat geval snel ter zake komen,’ zei Gendibal. ‘Uw scherm is niet volmaakt en kan dat ook niet zijn. U hebt het overschat en mij onderschat. Ik kan uw geest in mijn greep nemen en hem sturen. Wellicht niet zo gemakkelijk als wanneer er geen scherm was geweest, maar nog altijd gemakkelijk. Zodra u tracht een of ander wapen te gebruiken zal ik u terstond aanvallen. Daarbij moet u zich het volgende goed voor ogen houden. Zonder scherm kan ik uw geest voorzichtig behandelen en hoef ik geen blijvende schade aan te richten. Nu moet ik echter eerst uw scherm doorboren, iets waartoe ik in staat ben en daarna zal ik niet meer voorzichtig of terughoudend kunnen zijn. Uw geest zal evenzeer worden verbrijzeld als het scherm, en dat effect zal onomkeerbaar zijn. Met andere woorden: u kunt mij niet tegenhouden, maar anderzijds kan ik u wel stoppen als ik word gedwongen iets te doen wat erger is dan u doden. U zult dan een geestloos lichaam zijn. Wilt u dat riskeren?’

‘U weet dat u niet kunt wat u zegt,’ zei Branno.

‘Wilt u dan het risico lopen van de gevolgen die ik u heb beschreven?’ vroeg Gendibal met een air van koele onverschilligheid.

Kodell boog zich naar Branno toe en fluisterde: ‘In Seldons Naam, Burgemeester…’

Gendibal zei (niet onmiddellijk, want licht en alles wat met lichtsnelheid reisde had een goede seconde nodig om de afstand tussen de twee schepen te overbruggen): ‘Ik volg uw gedachten, Kodell. U hoeft niet te fluisteren. Ik volg ook de gedachten van de Burgemeester. Zij aarzelt, dus u hebt nog geen reden om al meteen in paniek te zijn. En het blote feit dat ik dit weet is al een duidelijk bewijs dat uw scherm lekt.’

‘Het kan krachtiger worden gemaakt,’ zei de Burgemeester uitdagend.

‘Dat geldt ook voor mijn geestvaardigheid,’ zei Gendibal.

‘Maar ik zit hier op mijn gemak en gebruik alleen elektrische energie om het scherm intact te houden, en ik beschik over genoeg energie om dat scherm gedurende zeer lange tijd in stand te houden. U moet psychische energie gebruiken om het scherm te doordringen en u zult vermoeid raken.’

‘Ik ben niet moe,’ zei Gendibal. ‘Op dit ogenblik is geen van u beiden in staat een order te geven aan een bemanningslid van uw schip of aan een bemanningslid van enig ander schip. Ik kan dat voor elkaar krijgen zonder uw geest schade aan te doen, maar u moet niet proberen onverhoeds aan die controle te ontsnappen, want als ik dan mijn inspanning navenant moet vergroten, zult u de door mij al beschreven gevolgen aan den lijve ondervinden.’

‘Ik zal wachten,’ zei Branno. Zij legde haar handen op haar schoot en wekte de indruk over een onverzettelijk geduld te beschikken. ‘U zult moe worden. Ik zal dan geen opdracht geven u te vernietigen, want u bent dan onschadelijk geworden. Mijn order zal zijn de hoofdvloot van de Foundation naar Trantor te sturen. Als u die planeet wilt redden, moet u zich nu overgeven. Uw organisatie zal een tweede vernietigingsgolf niet overleven — anders dan de eerste, de Grote Plundering.’

‘Ziet u niet in, Burgemeester, dat ik, als ik moe word, wat niet zal gebeuren, mijn wereld op simpele manier kan redden door u te vernietigen voordat mijn vermogen om dat te doen te ver is verminderd?’

‘Dat zult u niet doen. Het is uw hoofddoel dat het Seldon Plan wordt gevolgd. Het doden van de Burgemeester van Terminus zou een geweldige slag zijn voor het prestige en de betrouwbaarheid van de Eerste Foundation. Dat zou zijn macht enorm verminderen en allerlei van zijn vijanden aanmoedigen, hetgeen zou leiden tot een breuk in het Plan die voor jullie bijna even erg is als een vernietiging van Trantor. U kunt zich maar beter overgeven.’

‘Bent u van plan te gokken op mijn onwil u te doden?’

Branno’s boezem rees toen zij diep inademde, en daalde toen zij langzaam uitademde.

‘Ja,’ zei ze vervolgens met vaste stem.

Kodell, die naast haar zat, verbleekte.

80

Gendibal staarde naar de gestalte van Branno zoals die in de ruimte vlak voor de wand werd geprojecteerd. Het beeld was tengevolge van het geestscherm enigszins bibberend en onscherp. De man naast haar was zo nevelig dat zijn gezicht nauwelijks te herkennen was, want Gendibal wilde aan hem geen energie verspillen. Hij moest zich concentreren op de Burgemeester.

Uiteraard had zij op haar beurt geen beeld van hem. Zij kon bijvoorbeeld onmogelijk weten dat ook hij gezelschap had. Zij kon niets afleiden uit zijn gezichtsuitdrukking, zijn lichaamstaal. In dit opzicht was zij in het nadeel.

Alles wat hij had gezegd was waar. Hij kon haar uitschakelen ten koste van een uiterste geestelijke krachtsinspanning, maar als hij dat deed zou hij niet kunnen verhinderen dat haar geest onherstelbaar werd beschadigd.

Maar alles wat zij had gezegd was eveneens waar. Door haar te vernietigen zou hij het Plan evenzeer schaden als het Muildier had gedaan. De schade zou nu zelfs wel eens nog groter kunnen zijn, want het Plan was inmiddels veel verder gevorderd en er zou dus minder tijd zijn om de schade te herstellen.

En om het erger te maken was daar ook Gaia nog, een onbekende grootheid — nog steeds met een geestveld dat zwak, maar intrigerend aanwezig was.

Hij raakte even Novi’s geest aan om vast te stellen of de gloed er nog steeds was. Ja, hij was er nog, onveranderd.

Zij kon die aanraking onmogelijk gevoeld hebben, maar zij keerde zich naar hem toe en zei, fluisterend van ontzag: ‘Meester, ik zie daar een vage nevel. Bent u aan het praten?’

Zij moest die nevel gevoeld hebben via de smalle verbinding tussen hun beider geesten. Gendibal hield een vinger tegen zijn lippen. ‘Wees niet bang, Novi. Doe je ogen dicht en rust.’

Hij verhief zijn stem. ‘Burgemeester Branno, in dit opzicht is uw gok zo gek nog niet. Ik wens u niet meteen te vernietigen omdat ik denk dat u naar rede zult luisteren als ik een zeker iets aan u uitleg, en dat er daarna wederzijds geen redenen meer zullen zijn om elkaar te vernietigen.

Veronderstel eens, Burgemeester, dat u wint en dat ik mij overgeef. Wat gebeurt er dan? In een orgie van zelfvertrouwen en misplaatst geloof in uw scherm zullen u en uw opvolgers proberen uw macht over de Melkweg overhaast uit te breiden. Door dat te doen zult u in feite de vestiging van het Tweede Imperium vertragen, want al doende zult u het Seldon Plan verwoesten.’

‘Het verbaast mij niet,’ zei Branno, ‘dat u mij niet meteen wenst te vernietigen, en ik denk dat u, zoals u daar zit, noodgedwongen zult moeten beseffen dat u mij helemaal niet durft te vernietigen.’

‘Misleid uzelf niet met ego-strelende onzin,’ zei Gendibal. ‘Luister naar mij. De meerderheid van de Melkweg is nog steeds geen deel van de Foundation, en tot op grote hoogte zelfs anti-Foundation. Zelfs binnen de Foundation Federatie zijn er delen die de tijd van hun onafhankelijkheid nog niet vergeten zijn. Als de Foundation in de roes van mijn overgave te snel oprukt, zal zij de rest van de Melkweg verlossen van zijn zwakste punt tot nu toe: de verdeeldheid en de besluiteloosheid. U zult hen ertoe dwingen zich uit vrees aaneen te sluiten en u zult de neiging tot interne opstanden binnen de Federatie aanwakkeren.’

‘Uw dreiging is geen knuppel, maar een strospriet,’ zei Branno. ‘Wij hebben genoeg macht om welke tegenstander op onze sloffen te kunnen overwinnen, zelfs als alle planeten buiten de Federatie tegen ons zouden samenspannen, en zelfs als deze dan nog werden geholpen door een muiterij op de helft van de werelden van de Federatie zelf. Dat zou geen probleem zijn.’

‘Geen direct probleem, Burgemeester. Maak niet de vergissing alleen te letten op de gevolgen die meteen zichtbaar zullen zijn. U kunt een Tweede Imperium stichten door het simpelweg uit te roepen, maar u kunt het niet in stand houden. U zult het om de tien jaar opnieuw moeten veroveren.’

‘Dan zullen we dat maar doen tot de werelden uitgeput zijn, zoals ook u straks uitgeput zult zijn.’

‘Zij zullen niet moe worden, en ik evenmin. En bovendien zal die cyclus niet erg lang voortduren, want uw pseudo-Imperium wordt nog bedreigd door een tweede en groter gevaar. Aangezien het Imperium alleen in stand kan worden gehouden door een steeds sterkere en steeds beter geoefende militaire macht, zullen de generaals van de Foundation voor het eerst in de historie belangrijker en machtiger worden dan de civiele autoriteiten. Het pseudo-Imperium zal uiteenvallen in militaire provincies waar de plaatselijke commandanten de macht in handen zullen hebben. Er zal anarchie ontstaan, en een verval tot barbaarse toestanden dat wel eens langer zou kunnen duren dan de dertigduizend jaar die door Seldon werden voorzien voordat hij zijn Plan in werking stelde.’

‘Kinderachtige bedreigingen. Zelfs als de berekeningen volgens het Seldon Plan dit allemaal voorspellen: het gaat maar om voorspellingen, niet om onvermijdelijkheden.’

‘Burgemeester Branno,’ zei Gendibal op vurige toon, ‘vergeet dat Plan van Seldon nu maar. U kunt de wiskunde ervan niet begrijpen en u kunt zich de patronen ervan niet voor de geest halen. Maar misschien hoeft u dat ook niet. U bent een ervaren politicus, en ook een goede, gezien de positie die u inneemt. Meer nog: ook een dappere, gezien het gokspel waarmee u zich op dit ogenblik inlaat. Gebruik daarom uw politieke talent. Kijk eens naar de politieke en militaire geschiedenis van de mensheid en voeg daaraan toe uw kennis van de menselijke natuur de manier waarop mensen, inclusief politici en militairen, handelen, reageren en met elkaar omgaan. En zeg dan nog eens dat ik geen gelijk heb.’

‘Zelfs als u gelijk had,’ zei Branno, ‘is dit een risico dat wij moeten nemen, Tweede Foundationist. Onder een goede leiding en met een niet aflatende technische vooruitgang, zowel in geestvaardigheid als in de natuurwetenschappen, moeten wij stand kunnen houden. Juist deze vooruitgang is door Hari Seldon niet op adequate wijze voorzien. Dat kon hij ook niet. Op welke plaats laat het Plan zien dat de Eerste Foundation een geestscherm zou ontwikkelen? Waarom zouden wij ons trouwens nog iets van het Plan aantrekken? Wij zullen het wagen een Tweede Imperium te stichten buiten het Plan om. Zonder Plan te mislukken zou uiteindelijk immers nog een beter lot zijn dan te slagen met het Plan. Wij voelen niets voor een Imperium waarin wij de speelpoppen zouden zijn van de verborgen meesters van de Tweede Foundation.’

‘U zegt dat alleen maar omdat u niet beseft wat mislukking zou betekenen voor de bevolking van de hele Melkweg.’

‘Misschien!’ zei Branno onbewogen. ‘Begint u vermoeid te raken, Tweede Foundationist?’

‘Helemaal niet. Laat mij u een alternatieve actie voorstellen, een mogelijkheid waaraan u nog niet hebt gedacht, en waarbij ik mij niet aan u hoef over te geven, noch omgekeerd. We bevinden ons in de nabijheid van een planeet die Gaia heet.’

‘Dat is mij bekend.’

‘Is het u ook bekend dat deze planeet waarschijnlijk de geboorteplaats van het Muildier was?’

‘Uw bewering op zichzelf is voor mij geen toereikend bewijs.’

‘De planeet is omringd door een geestesveld. Zij is de woonplaats van vele Muildieren. Als u uw droom van de vernietiging van de Tweede Foundation vervult, zult u zichzelf tot slaaf maken van deze planeet bestaande uit Muildieren. Hebben de Tweede Foundationisten u trouwens ooit enig kwaad gedaan, afgezien van ingebeeld of eventueel denkbaar kwaad? En besef eens hoeveel kwaad éen enkel Muildier u heeft kunnen aandoen.’

‘Ik heb nog steeds niet meer dan uw bewering.’

‘Zo lang wij hier blijven kan ik u ook niet meer geven. Daarom stel ik een wapenstilstand voor. Houd uw scherm intact, als u mij niet vertrouwt, maar wees bereid met mij samen te werken. Laten wij deze planeet samen benaderen. Als u er dan van overtuigd bent geraakt dat zij gevaarlijk is, zal ik haar geestveld uitschakelen en zult u uw vloot opdracht geven haar in bezit te nemen.’

‘En dan?’

‘Dan zal het tenminste nog alleen gaan om de Eerste tegen de Tweede Foundation, en hoeven wij geen rekening meer te houden met krachten van buiten. Het zal dan een duidelijk gevecht worden, en nu durven we geen van beiden te strijden. Het lot van beide Foundations staat op het spel.’

‘Waarom hebt u dit niet meteen verteld?’

‘Ik dacht u ervan te kunnen overtuigen dat wij geen vijanden van elkaar zijn en dat we kunnen samenwerken. Aangezien het eerste mij kennelijk niet is gelukt, stel ik voor dat wij in elk geval samenwerken.’

Branno zweeg met gebogen hoofd, verzonken in gedachten. Toen zei ze: ‘U probeert mij in slaap te sussen met wiegeliedjes. Hoe kunt u in uw eentje het geestesveld van een hele planeet vol Muildieren onschadelijk maken? Die gedachte is zo belachelijk dat ik uw hele voorstel niet kan vertrouwen.’

‘Ik ben niet alleen,’ zei Gendibal. ’Ik heb de verzamelde macht van de gehele Tweede Foundation achter mij. Ik zal die kracht in een goede baan leiden en aldus afrekenen met Gaia. Sterker nog, ik kan op elk gewenst moment uw scherm wegvagen alsof het maar een spinnenweb was.’

‘Als dat zo is, waarom hebt u dan mijn hulp nodig?’

‘In de eerste plaats omdat het niet genoeg is als het geestesveld wordt uitgeschakeld. De Tweede Foundation kan niet altijd en eeuwig maar bezig blijven dat veld uit te schakelen, zo min als ik altijd en eeuwig maar deze spirituele dialoog met u kan blijven voeren. Wij hebben de fysieke kracht nodig waarover uw schepen beschikken. En ten tweede: als ik u er niet met redelijke argumenten van kan overtuigen dat de twee Foundations elkaar als bondgenoten zouden moeten zien, zal een gezamenlijk waagstuk van uiterst groot belang misschien slagen waar ik faalde. Wellicht spreken daden duidelijker taal dan woorden.’

Opnieuw zweeg Branno even voordat zij zei: ‘Ik ben bereid Gaia dichter te naderen en in die nadering samen te werken. Verder beloof ik niets.’

‘Dat zal genoeg zijn,’ zei Gendibal. Hij boog zich over zijn computer.

Novi zei: ‘Nee, Meester, tot nu toe kwam het er niet op aan, maar nu moet u alstublieft verder niets doen. We moeten wachten op Raadsheer Trevize van Terminus.’