123430.fb2 Hoeksteen van de Foundation - читать онлайн бесплатно полную версию книги . Страница 21

Hoeksteen van de Foundation - читать онлайн бесплатно полную версию книги . Страница 21

XXSLOT

88

Burgemeester Branno had alle reden tot tevredenheid. Het staatsbezoek had niet lang geduurd, maar het was zeer vruchtbaar geweest.

In een opzettelijke poging haar overmoedigheid in te dammen zei ze: ‘We kunnen hen natuurlijk niet voor honderd procent vertrouwen.’

Ze keek naar het scherm. De schepen van de Vloot verdwenen een voor een in de hyper-ruimte, op weg naar hun thuisbasis.

Het was buiten kijf dat Sayshell door hun aanwezigheid was geïmponeerd, maar zij zouden ongetwijfeld twee dingen hebben opgemerkt: ten eerste dat de schepen voortdurend in het deel van de ruimte waren gebleven dat tot de Foundation behoorde en ten tweede dat ze meteen en werkelijk waren vertrokken toen Branno eenmaal had gezegd dat ze zouden vertrekken.

Anderzijds zou Sayshell ook beslist niet vergeten dat die schepen binnen een dag weer aan zijn grens zouden kunnen opduiken of zelfs nog sneller. Het was een manoeuvre geweest die zowel een demonstratie van macht als een vertoon van goede wil was.

Kodell zei: ‘Volkomen juist, we kunnen hen niet compleet vertrouwen, maar dat is met geen enkele planeet in de Melkweg het geval. Het is voor Sayshell een kwestie van eigenbelang dat ze zich stipt aan de overeenkomst houden. Wij zijn heel genereus geweest.’

‘Veel zal ervan afhangen hoe de details worden uitgewerkt en ik voorspel dat dat nog maanden in beslag zal nemen,’ zei Branno. ‘De grote lijnen kunnen in een oogwenk worden aanvaard, maar dan komen de schaduwpartijen en arceringen: hoe moeten we die quarantaine voor invoer en uitvoer precies regelen, hoe moeten we de waarde van hun graan en hun vee vergelijken met die van ons graan en ons vee, en dat soort dingen.’

‘Dat weet ik. Maar tenslotte zal het lukken, en dat zal dan uw verdienste zijn, Burgemeester. Het was een stoutmoedige onderneming, en ik moet toegeven dat ik de wijsheid ervan heb betwijfeld.’

‘Kom, Liono. Het kwam er gewoon op neer dat de Foundation het zelfrespect van Sayshell moest ontzien. Zij hebben een zekere onafhankelijkheid weten te bewaren, al sinds de vroegste tijden van het Keizerrijk. Daar moet je eigenlijk bewondering voor hebben.’

‘Ja, zeker nu we daar niet langer hinder van zullen ondervinden.’

‘Precies. Daarom hoefden wij niets anders te doen dan onze eigen trots een klein beetje in te tomen om naar hen toe een zeker gebaar te maken. Ik geef toe dat het mij ook enige moeite heeft gekost om te besluiten dat ik, de Burgemeester van een Melkwegwijde Federatie, me zou verlagen tot het bezoeken van een provinciaals sterrengroepje, maar toen ik die beslissing eenmaal had genomen viel het allemaal best wel mee. En het deed hun een genoegen. Wij moesten de gok nemen dat zij zouden instemmen met een bezoek toen we onze schepen eenmaal naar hun grenzen hadden gebracht, maar wij hoefden alleen maar ietwat nederig te doen en breed te glimlachen.’

Kodell knikte. ‘We lieten machtsvertoon achterwege om die macht aldus te verduidelijken.’

‘Precies. Wie citeer je nu?’ ‘Ik geloof dat het voorkwam in een van de stukken van Eriden, maar ik weet het niet zeker. We kunnen het een van onze literaire bollebozen vragen als we weer thuis zijn.’

‘Als ik eraan denk. We moeten het wederbezoek van de Sayshellianen aan Terminus zo snel mogelijk regelen en ervoor zorgen dat zij volledig als gelijken worden behandeld. En ik vrees, Liono, dat jij dan zeer stringente veiligheidsmaatregelen zult moeten treffen. Onder onze heethoofden zullen er wel een paar verontwaardigd zijn en het zou niet verstandig zijn de Sayshellianen te confronteren met zelfs maar zoiets onschuldigs en voorbijgaands als een protestdemonstratie.’

‘Volledig mee eens,’ zei Kodell. ‘Tussen haakjes, het was een slimme zet van u dat u Trevize op pad zond.’

‘Mijn bliksemafleider? Hij heeft, eerlijk gezegd, beter gefunctioneerd dan ik had verwacht. Hij viel plompverloren Sayshell binnen en trok hun bliksem aan, in de vorm van protesten, met een snelheid die ik niet voor mogelijk had gehouden. Bij Alle Ruimte! Dat was een uitstekend excuus voor mijn bezoek: bezorgdheid dat een van de burgers van de Foundation hen had lastig gevallen en dank voor hun verdraagzaamheid!’

‘Slim! Maar denkt u niet dat het beter zou zijn geweest als wij Trevize met ons mee terug hadden genomen?’

‘Nee. In het algemeen gesproken zie ik hem overal liever dan thuis. Op Terminus zou hij een storend element zijn. Zijn onzinpraat over de Tweede Foundation was een perfecte aanleiding om hem weg te sturen en we rekenden natuurlijk op Pelorat om hem naar Sayshell te brengen, maar ik wil niet dat hij terugkeert om die nonsens verder te verbreiden. Je weet maar nooit waar dat toe zou kunnen leiden.’

Kodell grinnikte, ik geloof niet dat er lichtgeloviger typen bestaan dan intellectuele academici van de Universiteit. Ik vraag mij wel eens of wat Pelorat nog méér van ons geslikt zou hebben, als we dat hadden gewild.’

‘Het geloof in het feitelijke bestaan van de mythische Sayshelliaanse planeet Gaia was voor ons meer dan genoeg — maar genoeg daarvan. Bij onze terugkomst zullen wij tegenover de Raad staan en we hebben haar instemming nodig voor het verdrag. Gelukkig hebben wij nu een verklaring van Trevize — met stem-afdruk en alles — dat hij Terminus vrijwillig heeft verlaten. Ik zal officieel mijn spijt betuigen voor Trevizes kortstondige arrestatie en dat zal de Raad tevreden stellen.’

‘De gladstrijkerij laat ik in het volste vertrouwen aan u over,’ zei Kodell droog. ‘Hebt u echter rekening gehouden met de mogelijkheid dat Trevize zijn speurtocht naar de Tweede Foundation wellicht zal voortzetten?’

‘Laat hem maar,’ zei Branno schouderophalend. ‘Zo lang hij dat maar niet doet op Terminus. Dat zal hem bezig houden en hij zal er niets mee opschieten. Het zogenaamde voortbestaan van de Tweede Foundation is onze mythe van de eeuw, zoals het bestaan van Gaia de mythe van Sayshell is.’

Zij leunde achterover en zag er bepaald opgewekt uit. ‘En nu hebben wij Sayshell in onze greep, en tegen de tijd dat zij dat zelf inzien zal het te laat zijn om uit die greep nog los te komen. En zo zal de groei van de Foundation steeds aanhouden, een gestage en onafwendbare groei.’

‘En dat zal volledig uw verdienste zijn, Burgemeester.’

‘Dat was mij niet geheel ontgaan,’ zei Branno. Hun schip glipte weg in de hyper-ruimte en keerde in de omgeving van Terminus terug in de ruimte.

89

Spreker Stor Gendibal was weer in zijn eigen schip en had alle reden tot tevredenheid. De ontmoeting met de Eerste Foundation had niet lang geduurd, maar was buitengewoon vruchtbaar geweest.

Hij had een boodschap naar huis gestuurd waarin hij zijn gevoelens van triomf zorgvuldig had beteugeld. Op dit ogenblik was het voldoende de Eerste Spreker te laten weten dat alles goed was verlopen (zoals deze trouwens al had kunnen afleiden uit het feit dat de gezamenlijke geestvaardigheid van de Tweede Foundation uiteindelijk toch niet ingeschakeld had hoeven te worden. De details zouden later wel worden besproken.

Hij zou beschrijven hoe een zorgvuldige, en heel minieme, ingreep in de geest van Burgemeester Branno haar obsessie van een Keizerlijke grootsheid had omgezet in een begeerte naar praktische handelsverdragen. En hoe een zorgvuldige ingreep bij de leider van Sayshell — vanaf een flinke afstand verricht — ertoe had geleid dat deze de Burgemeester uitnodigde voor overleg en hoe vervolgens een wederzijdse toenadering tot stand was gekomen zonder dat nog verdere ingrepen nodig waren geweest. En dat Compor vervolgens in zijn eigen schip naar Terminus was teruggekeerd om erop toe te zien dat de overeenkomst zou worden nageleefd. Welbeschouwd, dacht Gendibal met innige tevredenheid, was het nagenoeg een schoolvoorbeeld van grootse resultaten als gevolg van minieme, maar fijnzinnige toepassing van geestvaardigheid.

Hij was er zeker van dat dit de genadeslag zou zijn voor Spreker Delarmi en zou leiden tot een benoeming van hemzelf als Eerste Spreker zodra hij de details tijdens een formele bijeenkomst van de Tafel zou hebben uiteengezet.

Voor zichzelf wilde hij het belang van Sura Novi’s aanwezigheid niet ontkennen, maar het was niet nodig dat aspect tegenover alle Sprekers te benadrukken. Niet alleen was zij onmisbaar geweest voor zijn overwinning, maar zij verschafte hem nu ook het excuus dat hij nodig had om zich te verkneukelen in zijn kinderlijke behoefte (een zeer menselijke behoefte, en ook Sprekers zijn maar mensen) aan loftuitingen — want van haar mateloze bewondering was hij bij voorbaat verzekerd.

Hij wist dat zij absoluut niet had begrepen wat er allemaal was gebeurd, maar zij besefte dat hij de zaken aardig naar zijn hand had weten te zetten en om die reden glom zij van trots. Hij liefkoosde de gladde contouren van haar geest en voelde de warmte van die trots.

‘Zonder jou had ik het niet kunnen doen, Novi,’ zei hij. ik heb het aan jou te danken dat de Eerste Foundation… de mensen in het grote schip…’

‘Ja, Meester, ik weet wie u bedoelt.’

‘Dankzij jou wist ik dat zij een geestscherm hadden en een zekere geestvaardigheid, zij het een zwakke. Door de effecten in jouw geest kon ik de karakteristieken van beide gegevens nauwkeurig bepalen. Daardoor wist ik hoe ik het ene doelmatig kon doordringen en het andere doelmatig kon afbuigen.’

‘Ik begrijp niet precies wat u zegt, Meester,’ zei Novi aarzelend, ‘maar ik zou u graag nog veel meer hebben geholpen als ik dat had gekund.’

‘Dat weet ik, Novi. Maar wat je deed was ruimschoots genoeg. Het is verbazend hoe gevaarlijk zij hadden kunnen zijn. Maar nu zijn ze betrapt terwijl noch hun scherm, noch hun geestesveld al sterk genoeg is. Ze kunnen nog worden tegengehouden. De Burgemeester gaat nu terug. Zij heeft het scherm en het geestveld vergeten en verheugt zich over het afsluiten van een handelsverdrag met Sayshell, dat daardoor feitelijk een deel van de Federatie wordt. Ik zal niet ontkennen dat er nog heel wat meer moet worden gedaan om hun ontwikkeling van het scherm en het geestveld te neutraliseren — daar zijn we tot nu toe veel te nalatig in geweest — maar dat zal beslist nog gebeuren.’

Hij piekerde even over dat onderwerp en vervolgde met zachtere stem: ‘We hebben wat de Eerste Foundation betreft veel te veel als vanzelfsprekend aangenomen. We moeten hen veel scherper in het oog houden. We moeten de hele Melkweg op de een of andere manier dichter bijeen brengen. Wij moeten onze geestvaardigheid gebruiken om een hechtere samenwerking en een groter groepsbewustzijn te creëren. Dat zou passen in het Plan. Ik ben daarvan overtuigd en zal ervoor zorgen.’

Novi’s stem klonk bezorgd. ‘Meester?’

Gendibal glimlachte plotseling. ‘Het spijt me, ik sprak in mijzelf. Novi, je kent Rufirant, nietwaar?’

‘Die dikkoppige boer die u aanviel? Nou en of!’

‘Ik ben ervan overtuigd dat agenten van de Eerste Foundation, gewapend met persoonlijke geestschermen, dat gearrangeerd hebben, en ook andere rare dingen die ons zijn overkomen. Hoe heb ik zo blind kunnen zijn! Maar anderzijds werd ik ertoe verlokt de hele Eerste Foundation eenvoudig over het hoofd te zien door die mythe over een geheimzinnige planeet: het Sayshelliaanse bijgeloof betreffende Gaia. Ook in dat opzicht was het een uitkomst dat ik jouw geest bij de hand had. Daardoor wist ik vast te stellen dat de oorsprong van het geestesveld in het oorlogsschip te vinden was, en nergens anders.’

Hij wreef zich in zijn handen.

‘Meester?’ vroeg Novi verlegen. ‘Ja, Novi?’

‘Zult u niet beloond worden voor wat u hebt gepresteerd?’

‘Zeker wel. Shandess zal aftreden en ik zal Eerste Spreker worden. Dan zal ik mijn kans krijgen om van de Tweede Foundation een actieve factor te maken en de ontwikkeling van de Melkweg te versnellen.’

‘Eerste Spreker?’

‘Ja, Novi. Ik zal de belangrijkste en machtigste klerk van allemaal zijn.’

‘De belangrijkste?’ Zij zag er ongelukkig uit.

‘Waarom kijk je zo bedroefd, Novi? Wil je dan niet dat ik beloond word?’

‘Jawel, Meester, zeker. Maar als u de meest belangrijke klerk wordt van allemaal wilt u vast geen Toesvrouw meer bij u in de buurt. Dat zou niet passend zijn.’

‘Dacht je dat? Wie zou het mij beletten?’ Hij voelde een golf van genegenheid voor haar. ‘Novi, jij zult bij me blijven waarheen ik ook ga of wat ik ook ben. Denk je dat ik het risico wil lopen dat ik met een van de wolven die we soms aan de Tafel hebben te maken krijg zonder jouw geest bij de hand te hebben? Zelfs al voordat zij het zelf weten zal jouw onschuldige, absoluut pure geest mij zeggen wat hun emoties zijn. Trouwens…’ Hij leek zich te verbazen over een gedachte die plotseling bij hem opkwam. ‘Trouwens, nog afgezien daarvan, ik… ik vind het prettig je bij me te hebben en ben van plan je bij me te houden. Als jij dat ook wilt, tenminste.’

‘O, Meester!’ fluisterde Novi. Hij legde zijn arm rond haar middel en zij legde haar hoofd tegen zijn schouder. Diep in haar, waar de omringende geest van Novi zich er nauwelijks van bewust kon zijn, bleef de kern van Gaia om de gebeurtenissen te sturen. Deze kern was afgeschermd met een ondoordringbaar masker, want alleen op deze manier was een voortzetting van de grootse taak mogelijk.

En dat masker, dat omhulsel, dat toebehoorde aan een Toesvrouw, was volkomen gelukkig. Het was zelfs zo gelukkig dat Novi bijna verzoend was met de afstand die haar scheidde van haarzelf/hen/allen, en dat zij er tevreden mee was dat zij tijdens een onbepaald lange toekomst alleen nog zou zijn wat zij leek te zijn.

90

Pelorat wreef zich in de handen en zei, met zorgvuldig beheerst enthousiasme: ‘Wat ben ik blij weer op Gaia terug te zijn.’

‘Hmm,’ mompelde Trevize afwezig.

‘Weet je wat Blits mij verteld heeft? De Burgemeester keert terug naar Terminus met een handelsverdrag met Sayshell op zak. De Spreker van de Tweede Foundation keert terug naar Trantor en is ervan overtuigd dat hij alles geregeld heeft. En die vrouw, Novi, is met hem mee om ervoor te zorgen dat hij de veranderingen zal aanbrengen die nodig zijn om Galaxia, de levende Melkweg, voor te bereiden. En geen van beide Foundations heeft ook maar het flauwste idee van het bestaan van Gaia. Het is haast niet te geloven!’

‘Ik weet het,’ zei Trevize. ‘Mij is dat allemaal ook verteld. Maar wij weten dat Gaia bestaat, en wij kunnen er over praten.’

‘Blits denkt van niet. Zij zegt dat niemand ons zou geloven, en dat wij dat maar al te goed zouden weten. Trouwens, persoonlijk ben ik helemaal niet van plan Gaia nog ooit te verlaten.’

Trevize leek op te schrikken uit zijn mijmeringen. Hij keek op en zei: ‘Wat?’

‘Ik blijf hier. Weet je, ik kan het amper geloven. Nog maar een paar weken geleden leidde ik een eenzaam bestaan op Terminus — het leven dat ik al tientallen jaren kende, ondergedompeld in documentatie en gedachten, nooit dromend van iets anders dan dat ik bij mijn dood nog steeds zou zijn ondergedompeld in documentatie en gedachten, en nog steeds een eenzaam leven zou leiden — zelfgenoegzaam voortvegeterend. En toen werd ik plotseling, geheel onverwacht, een reiziger door de Melkweg. Ik raakte betrokken bij een crisis in de Melkweg. En, lach niet, Golan, ik vond Blits.’

‘Ik lach niet, Janov,’ zei Trevize, ‘maar weet je wel zeker waar je mee bezig bent?’

‘Ja! Die kwestie van de Aarde is voor mij niet meer belangrijk. Het feit dat zij de enige was met een zeer gedifferentieerde ecologie en met intelligent leven is op bevredigende manier verklaard. De Eeuwigen, weet je nog?’

‘Ja, ik weet het. En daarom blijf jij dus op Gaia?’

‘Beslist. De Aarde is het verleden en ik heb genoeg van het verleden. Gaia is de toekomst.’

‘Jij maakt geen deel uit van Gaia, Janov. Of denk je dat je er een deel van kunt worden?’

‘Blits zegt dat ik er in zekere zin een deeltje van kan worden — niet in biologische zin, maar eerder intellectueel. Zij zal me natuurlijk helpen.’

‘Maar zij is er wel een deel van. Hoe kunnen jullie twee dan een gezamenlijk leven leiden, gezamenlijke standpunten vinden, gezamenlijke interesses delen?’

Zij waren buiten en Trevize keek met een ernstige blik naar het vruchtbare eiland, en daar achter de zee, en daar weer achter, aan de horizon, purperkleurig door de verre afstand, een ander eiland — alles vredig, beschaafd, levend, en een geheel.

‘Janov, zij is een hele wereld, jij bent een nietig individu,’ zei hij. ‘En als zij nu eens genoeg van je krijgt? Zij is jong…’

‘Golan, daaraan heb ik gedacht. Dagenlang heb ik aan niets anders gedacht. Ik verwacht dat zij genoeg van mij zal krijgen. Ik ben geen romantische dwaas. Maar wat zij mij voordien geeft zal voor mij genoeg zijn. Zelfs nu al heeft zij mij genoeg geschonken. Ik heb van haar meer gekregen dan ik in dit leven voor mogelijk had gehouden. Zelfs als ik haar vanaf dit moment nooit meer zou terugzien, zou ik nog het gevoel hebben een winnaar te zijn.’

‘Ik geloof je niet,’ zei Trevize op vriendelijke toon. ‘Ik denk dat je wel een romantische dwaas bent, maar, begrijp me goed, ik zou niet willen dat je iets anders was. Janov, we kennen elkaar nog niet erg lang, maar we zijn nu weken lang elke seconde bij elkaar geweest en, het spijt me als het wat raar klinkt, ik ben erg op je gesteld geraakt.’

‘Ik ook op jou, Golan,’ zei Pelorat.

‘En ik wil niet dat je ergens spijt van krijgt. Ik moet met Blits praten.’

‘Nee, nee, alsjeblieft niet. Jij zult haar de les lezen.’

‘Nee, dat zal ik niet doen. Het gaat niet alleen over jou, en ik wil onder vier ogen met haar spreken. Alsjeblieft, Janov, ik wil het niet achter je rug om doen, dus sta mij toe privé met haar te praten en een paar zaken op een rij te zetten. Als de uitkomst mij bevredigt zal ik je mijn hartelijkste gelukwensen geven, en alles wat je maar wilt, en dan zal ik nooit meer zeuren, wat er ook gebeurt.’

Pelorat schudde zijn hoofd. ‘Jij zult alles bederven.’

‘Ik beloof je dat niet te doen. Alsjeblieft, Janov.’

‘Nou, vooruit dan. Maar wees voorzichtig, mijn beste, ja?’

‘Je hebt mijn allerplechtigste belofte.’

91

‘Pel zegt dat je mij wilt spreken,’ zei Blits.

‘Ja,’ zei Trevize.

Zij waren binnen, in het kleine flatje dat hem was toegewezen.

Zij ging sierlijk zitten, sloeg haar benen over elkaar en keek hem onderzoekend aan. Haar prachtige bruine ogen leken te gloeien en haar lange, donkere haar glansde.

‘Jij mag mij niet bijzonder, is het wel?’ vroeg zij. ‘Je hebt mij vanaf het begin niet erg gemogen.’

Trevize bleef staan. ‘Jij bent je bewust van geesten en van wat zij denken,’ zei hij. ‘Jij weet hoe ik over jou denk, en waarom.’

Blits schudde langzaam haar hoofd. ‘Jouw geest is voor Gaia taboe. Dat weet je. Wij hadden jouw beslissing nodig en het moest de beslissing zijn van een heldere, niet aangeroerde geest. Toen we je schip gevangen namen heb ik Pel en jou in een kalmerend geestveld gebracht, maar dat was noodzakelijk. Anders zou je geest door paniek of woede misschien beschadigd worden, en op het cruciale moment onbruikbaar. Maar dat was absoluut alles, ik mocht beslist niet verder gaan en heb dat ook niet gedaan. Ik weet dus niet wat je denkt.’

‘De beslissing die ik moest nemen, is nu genomen,’ zei Trevize. ‘Ik besloot ten gunste van Gaia en Galaxia. Waarom praat je nu dan nog voortdurend over een heldere, onaangeroerde geest? Jullie hebben wat jullie wilden hebben en jullie kunnen nu naar goeddunken met mij omgaan.’

‘Helemaal niet, Trev. Misschien hebben wij in de toekomst nog andere beslissingen nodig. Jij blijft jezelf en zo lang je leeft zul je een zeldzame natuurlijke hulpbron binnen de Melkweg zijn. Ongetwijfeld zijn er nog anderen zoals jij in de Melkweg en ook in de toekomst zullen er anderen komen, maar nu kennen we jou — en jou alleen. Je bent voor ons nog steeds onaantastbaar.’

Trevize dacht na. ‘Jij bent Gaia en ik wil niet praten met Gaia. Ik wil met jou praten als individueel wezen, als dat iets te betekenen heeft.’

‘Het heeft iets te betekenen. Het is beslist niet zo dat wij uitsluitend als eenheid bestaan. Ik kan Gaia een poos uitschakelen.’

‘Ja,’ zei Trevize, ‘ik denk ook dat je dat kunt. Heb je het nu gedaan?’

‘Ja.’

‘Laat mij je dan vertellen dat je spelletjes hebt gespeeld. Je bent misschien mijn geest niet binnengegaan om mijn beslissing te beïnvloeden, maar je hebt dat toch zeker wèl gedaan bij Janov, niet?’

‘Denk jij dat ik dat heb gedaan?’

‘Dat denk ik, ja. Op het cruciale ogenblik herinnerde Janov mij aan zijn eigen visie op de Melkweg als een levend geheel en die gedachte bracht mij ertoe mijn beslissing op dat moment te nemen. De gedachte mag dan misschien van hemzelf zijn geweest, maar zij werd door jouw geest naar boven gehaald, nietwaar?’

‘De gedachte was in zijn geest, maar daar waren vele gedachten,’ zei Blits. ‘Ik effende de weg voor die bij hem aanwezige herinnering aan een bepaald beeld van de Melkweg — en ik effende de weg niet voor andere gedachten die hij had. Deze speciale gedachte glipte derhalve gemakkelijk vanuit zijn bewustzijn en werd onder woorden gebracht. Let wel, ik heb de gedachte dus niet geschapen. Zij was al aanwezig.’

‘Niettemin kwam dat neer op een indirecte bemoeienis met de volmaakte onafhankelijkheid van mijn beslissing, nietwaar?’

‘Gaia vond het nodig.’

‘O ja? Wel, als dat je een beter of edeler gevoel geeft, Janovs opmerking bracht me ertoe de beslissing juist op dat ogenblik te nemen, maar het was de beslissing waarvan ik denk dat ik haar ook had genomen als hij niets had gezegd of zelfs als hij had geprobeerd mij over te halen tot een andere beslissing. Ik wil dat jullie dat weten.’

‘Ik ben opgelucht,’ zei Blits koeltjes. ‘Was dit de reden waarom je mij wilde spreken?’

‘Nee.’

‘Wat is er dan verder nog?’

Nu ging Trevize zitten in een stoel die hij tegenover de hare had gezet, zodat hun beider knieën elkaar bijna raakten. Hij boog zich naar haar toe. ‘Toen wij Gaia naderden, was jij de bemanning van het ruimtestation. Jij was degene die ons gevangen nam, jij kwam naar ons toe om ons te halen. Jij bent sindsdien voordurend bij ons gebleven, afgezien van die maaltijd bij Dom, die je niet samen met ons hebt genoten. En in het bijzonder: jij was degene die bij ons aan boord was in de Verre Ster toen de beslissing viel. Steeds jij.’

‘Ik ben Gaia.’

‘Dat is nog geen verklaring. Een konijn is Gaia. Een kiezelsteen is Gaia. Alles op de planeet is Gaia, maar niet alles is in gelijke mate Gaia. Sommigen zijn meer Gaia dan anderen. Waarom jij?’

‘Wat denk je zelf?’

Trevize waagde de beslissende stap. Hij zei: ik denk dat jij Gaia niet bent. Ik denk dat jij meer bent dan Gaia.’

Blits maakte een spottend geluid.

Trevize liet zich niet van de wijs brengen. ‘Op het moment dat ik het besluit nam, zei de vrouw die bij de Spreker was…’

‘Hij noemde haar Novi.’

‘Zei deze Novi, dan, dat Gaia gesticht was door robots die niet meer bestaan en dat Gaia was geleerd een versie van de Drie Wetten van de Robotica in acht te nemen.’

‘Dat klopt.’

‘En er bestaan geen robots meer?’

‘Dat zei Novi.’

‘Dat zei ze niet. Ik herinner mij haar woorden nog precies: “Gaia werd duizenden jaren geleden gesticht met behulp van robots die ooit, een korte poos, de menselijke soort gediend hebben, maar die dat nu niet meer doen”.’

‘Nou, Trev, dat betekent toch dat zij niet meer bestaan?’

‘Nee, het betekent alleen dat zij niet meer dienen. Kan het niet zijn dat zij nu heersen?’

‘Belachelijk!’

‘Of toezicht houden? Waarom was jij aanwezig toen de beslissing moest worden genomen? Dat leek mij niet strikt noodzakelijk. Tenslotte was Novi degene die de zaken in de hand had, en zij was Gaia. Waar was jij voor nodig? Tenzij…’

‘Ja? Tenzij?’

‘Tenzij jij de toezichthouder bent wiens rol het is ervoor te zorgen dat Gaia de Drie Wetten niet vergeet. Tenzij jij dus een robot bent die zo verbluffend knap gemaakt is dat hij niet van een mens kan worden onderscheiden.’

‘Als ik niet onderscheiden kan worden van een mens,’ zei Blits met een spoor van sarcasme in haar stem, ‘hoe komt het dan dat jij dat wel kunt?’

Trevize leunde achteruit. ‘Jullie hebben me immers allemaal verzekerd dat ik het talent heb zekerheid te kennen? Zekerheid bij het nemen van beslissingen, het zien van oplossingen, het trekken van correcte conclusies. Zelf heb ik dat nooit beweerd. Jullie zeggen dat van mij. Welnu, vanaf het moment dat ik jou voor het eerst zag heb ik mij niet op mijn gemak gevoeld. Ergens klopte er iets niet met jou. Ik ben minstens even gevoelig voor vrouwelijke aantrekkingskracht als Pelorat — meer dan hij zelfs, meen ik — en jij bent een vrouw met grote uiterlijke schoonheid. Toch heb ik mij geen moment ook maar in het minst tot jou aangetrokken gevoeld.’

‘Mijn wereld stort ineen.’

Trevize negeerde die opmerking. ‘Toen jij voor het eerst in ons schip verscheen,’ vervolgde hij, ‘hadden Janov en ik juist van gedachten gewisseld over de mogelijkheid van een niet-menselijke beschaving op Gaia, en toen Janov jou zag vroeg hij in zijn onschuld: “Bent u menselijk?” Misschien moet een robot de waarheid zeggen, maar die kan natuurlijk best ontwijkend zijn. Jij zei alleen: “Lijk ik dan niet menselijk?” Ja, je ziet er menselijk uit, Blits, maar laat mij de vraag herhalen. Ben jij menselijk?’

Blits zei niets en Trevize ging verder, ik geloof dat ik zelfs op dat eerste moment al het gevoel had dat jij geen vrouw was. Jij bent een robot en op de een of andere manier bespeurde ik dat. En omdat ik die indruk had gekregen, hadden alle daarna volgende gebeurtenissen een bepaalde betekenis — met name jouw afwezigheid tijdens het diner.’

‘Denk je dat ik niet kan eten, Trev?’ vroeg Blits. ‘Weet je dan niet meer dat ik in jouw schip een of ander garnalenmaaltje heb genuttigd? Ik verzeker je dat ik in staat ben tot eten en tot alle andere natuurlijke functies. Inclusief seks, als je dat soms wilde vragen. Maar dat alles bij elkaar bewijst nog niet dat ik geen robot ben, dat wil ik niet ontkennen. Duizenden jaren geleden hadden de robots al het toppunt van perfectie bereikt en konden zij alleen op het gebied van de geest nog worden onderscheiden van mensen, en dan nog alleen door degenen die over geestvaardigheid beschikten. Spreker Gendibal zou wellicht in staat zijn geweest te zeggen of ik een robot ben of niet, als hij de moeite had genomen mij maar éen keer in ogenschouw te nemen. Maar dat deed hij natuurlijk niet.’

‘Ik ben niet geestvaardig en toch ben ik ervan overtuigd dat jij een robot bent.’

‘Maar wat dan nog?’ vroeg Blits. ‘Let wel, ik geef niets toe, maar ik ben nieuwsgierig. Wat dan?’

‘Je hoeft niets toe te geven. Ik weet dat je een robot bent. Als ik nog een laatste bewijsje nodig had, heb je me dat gegeven door je kalme verzekering dat je Gaia tijdelijk kon uitschakelen om als een individu met mij te praten. Ik geloof niet dat je daartoe in staat zou zijn als je werkelijk een onderdeel van Gaia was maar dat ben je niet. Jij bent een toezichthouder namens de robots en derhalve geen onderdeel van Gaia. Nu ik het daar toch over heb: hoeveel van die toezichthouders heeft Gaia eigenlijk nodig? Hoeveel zijn er?’

‘Ik herhaal het: ik geef niets toe, maar ik ben nieuwsgiering. Wat zou het als ik een robot was?’

‘In dat geval zou ik van je willen weten: wat wil je van Janov Pelorat? Hij is mijn vriend en in zekere zin is hij een kind. Hij denkt dat hij van je houdt. Hij denkt dat hij alleen maar hoeft te hebben wat jij hem wilt geven en zelfs dat jij hem al genoeg hebt gegeven. Hij heeft geen ervaring met — en zelfs geen flauw idee van — de pijn die het verliezen van een liefde oproept, en trouwens ook niet met de pijnlijke ontdekking dat jij geen mens bent…’

‘Ken jij dan de pijn van een verloren liefde?’

‘Ik heb enige ervaring. Ik heb niet zo’n afgeschermd leven geleid als Janov. Ik heb mijn leven niet laten verspillen en verdoven door een intellectuele speurtocht die alle andere dingen opslokte, zelfs vrouw en kind. Maar hij wel. En nu geeft hij dat alles plotsklaps op voor jou. Ik wil niet dat hem kwaad geschiedt. Als ik Gaia heb gediend, heb ik recht op een beloning — en mijn beloning zal zijn dat jij belooft dat Pelorats welzijn geen moment in gevaar zal komen.’

‘Zal ik doen alsof ik een robot ben en je antwoorden?’

‘Ja. En nu meteen,’ zei Trevize.

‘Goed dan. Stel dat ik een robot ben, Trev, en stel dat ik een positie als toezichthouder bekleed. Stel dat er enkelen zijn, een heel klein aantal, die een soortgelijke rol hebben als ik, en stel dat wij elkaar maar hoogst zelden ontmoeten. Stel dat onze drijvende kracht bestaat uit de behoefte zorg te dragen voor menselijke wezens en stel dat er geen echte menselijke wezens zijn op Gaia, omdat alles hier deel uitmaakt van een groter, wereldwijd organisme.

Stel dat het ons bevrediging geeft zorg te dragen voor Gaia — maar niet volle bevrediging. Stel dat er nog iets primitiefs in ons schuilt dat verlangt naar een menselijk wezen zoals die bestonden in de tijd dat robots werden uitgevonden en geperfectioneerd. Begrijp me niet verkeerd. Ik beweer niet dat ik duizenden jaren oud ben (als ik een robot zou zijn). Ik ben zo oud als ik je gezegd heb dat ik was, of, als ik een robot zou zijn, zo lang besta ik. Maar (als ik een robot was), mijn fundamenteel ontwerp zou nog zijn zoals het altijd is geweest en als gevolg daarvan zou ik graag voor een mens willen zorgen.

Pel is een echt menselijk wezen. Hij is geen deel van Gaia. Hij is te oud om daar ooit nog echt deel van te kunnen uitmaken. Hij wil bij mij op Gaia blijven, want hij heeft tegenover mij niet de gevoelens die jij hebt. Hij denkt niet dat ik een robot ben. Wel, ik wil hem ook hebben. Als je aanneemt dat ik een robot ben, zul je begrijpen dat ik dat wil. Ik ben in staat tot alle menselijke gevoelens en ik zou van hem houden. Als jij blijft bij je mening dat ik een robot ben, acht je mij misschien niet in staat tot liefde in de meer mystieke, menselijke betekenis, maar je zou niet in staat zijn mijn optreden en mijn reacties te onderscheiden van die van de “ware” liefde — dus wat zou het ertoe doen?’

Zij zweeg en keek hem aan met onwrikbare trots in haar blik.

‘Wil je daarmee zeggen dat je hem niet in de steek zou laten?’ vroeg Trevize. ‘Als jij aanneemt dat ik een robot ben, dan zul je ongetwijfeld zelf wel inzien dat ik hem op grond van de Eerste Wet nooit in de steek kan laten, tenzij hij mij zelf daartoe opdracht gaf, en ik er bovendien van overtuigd was dat hij het echt meende, en dat ik hem meer pijn zou doen door bij hem te blijven dan door weg te gaan.’

‘Maar zou een jongere man…’

‘Wat voor jongere man? Jij bent een jongere man, maar ik heb bepaald niet de indruk dat jij mij even hard nodig hebt als Pel. Sterker nog, jij wilt mij niet eens hebben, dus de Eerste Wet zou mij verbieden pogingen te ondernemen om jou aan mij te binden.’

‘Niet ik. Een andere jonge man.’

‘Er zijn geen andere. Buiten Pel en jou is er immers niemand anders hier die menselijk is op niet-Gaiaanse manier?’

‘En als je geen robot bent?’ vroeg Trevize met zachtere stem.

‘Aha, je kunt niet kiezen!’ zei Blits.

‘Ik zei: als je geen robot bent.’

‘In dat geval zou ik zeggen dat het je niets aangaat. Dan is het iets waar niemand anders dan Pel en ik zich mee moeten bemoeien.’

‘Dan keer ik terug naar mijn uitgangspunt/ zei Trevize. ‘Ik wil een beloning en mijn beloning moet zijn dat jij hem voortreffelijk zult behandelen. Ik zal niet blijven hameren op het punt van je identiteit. Beloof me gewoon, als het ene denkende wezen tegenover een ander denkend wezen, dat jij Pelorat goed zult behandelen.’

‘Ik zal hem uitstekend behandelen,’ zei Blits zachtjes, ‘niet om jou te belonen, maar omdat ik het zelf graag wil. Het is mijn eerlijk verlangen. Ik zal hem uitstekend behandelen.’

Zij riep. ‘Pel!’ En nogmaals: ‘Pel!’

Pelorat kwam binnen. ‘Wat is er, Blits?’

Blits stak haar hand naar hem uit. ‘Ik denk dat Trev iets wil zeggen.’

Pelorat nam haar uitgestoken hand aan en vervolgens omvatte Trevize de twee handen met de zijne. ‘Janov,’ zei hij, ‘ik ben erg blij voor jullie beiden.’

‘O, mijn beste!’ zei Pelorat.

‘Ik zal Gaia waarschijnlijk verlaten,’ zei Trevize. ‘Ik ga daar nu met Dom over praten. Ik weet niet of, en wanneer, wij elkaar ooit zullen terugzien, Janov, maar we hebben samen in elk geval een prima tijd gehad.’

‘Een prima tijd,’ zei Pelorat met een glimlach.

‘Vaarwel, Blits, en bij voorbaat dank.’

‘Vaarwel, Trev.’

Trevize zwaaide nog eenmaal met zijn hand en verliet toen het huis.

92

Dom zei: ‘Je hebt het goed gedaan, Trev. Je hebt trouwens gedaan wat ik dacht dat je zou doen.’

Zij zaten weer aan een maaltijd die even onaantrekkelijk was als de eerste, maar Trevize vond het niet erg. Hij zou hierna misschien nooit meer op Gaia hoeven te eten.

‘Ik deed wel wat ook jij naar mijn mening gedaan zou hebben,’ zei hij, ‘maar misschien niet om de reden die ik volgens jou zou moeten hebben gehad.’

‘Maar je was toch bepaald wel zeker van de correctheid van je beslissing?’

‘Ja, maar niet omdat ik een of ander mystiek alleenvertoningsrecht van correctheid en zekerheid heb. Dat ik voor Galaxia koos was het gevolg van een normale redenering — het soort redenering dat ook ieder ander had kunnen volgen om tot een beslissing te komen. Wil je dat ik het uitleg?’

‘Heel graag, Trev.’

‘Er waren drie dingen die ik had kunnen doen,’ zei Trevize. ‘Ik had mij kunnen aansluiten bij de Eerste Foundation, bij de Tweede Foundation, of bij Gaia.

Als ik mij had gevoegd bij de Eerste Foundation, zou Burgemeester Branno onmiddellijk in actie zijn gekomen om de Tweede Foundation en Gaia met geweld in haar macht te krijgen. Als ik mij had gevoegd bij de Tweede Foundation, zou Spreker Gendibal onmiddellijk actie hebben ondernomen om de Eerste Foundation, en Gaia in zijn greep te krijgen. In beide gevallen zouden de gebeurtenissen van onomkeerbare aard zijn geweest — en als ik een foutieve keuze had gemaakt, zouden de gevolgen onomkeerbaar rampzalig zijn geweest.

Als ik mij echter bij Gaia voegde, zouden zowel de Eerste Foundation als de Tweede Foundation ieder voor zich de indruk hebben dat zij een betrekkelijk kleine overwinning hadden behaald. Daarna zou alles op gelijke voet doorgaan zoals vroeger, want ik had al begrepen dat de opbouw van Galaxia generaties, zelf eeuwen lang zou duren.

Door mij aan te sluiten bij Gaia vond ik dus een manier om de zaken te vertragen en om er zeker van te zijn dat er nog tijd zou zijn om een en ander te veranderen, of zelfs ongedaan te maken, als mijn beslissing niet de juiste zou blijken te zijn geweest.’

Dom fronste zijn wenkbrauwen. Zijn oude, bijna lijkkleurige gezicht bleef voor het overige uitdrukkingsloos. Met zijn piepend stemgeluid zei hij: ‘En ben jij van mening dat jouw beslissing onjuist kan blijken?’

Trevize haalde zijn schouders op. ‘Ik denk het niet, maar er is iets wat ik moet doen om het met zekerheid te weten. Het is mijn bedoeling de Aarde te bezoeken, als ik die planeet tenminste kan vinden.’

‘Wij zullen je zeker niet tegenhouden als je van hier wilt vertrekken, Trev.’

‘Ik pas niet in jullie wereld.’

‘Evenmin als Pel, maar net als hij ben je van harte welkom om hier te blijven. Maar we zullen je beslist niet tegenhouden. Zeg me eens, waarom wil je de Aarde bezoeken?’

‘Ik dacht eigenlijk dat je dat wel begreep,’ zei Trevize.

‘Nee, dat is niet zo.’

‘Je hebt een stukje informatie voor mij achtergehouden, Dom. Misschien had je daar goede redenen voor, maar ik betreur het wel.’

‘Ik kan je niet volgen,’ zei Dom.

‘Hoor eens, Dom. Om mijn beslissing te kunnen nemen heb ik gebruik gemaakt van mijn computer. Tijdens een kort ogenblik maakte mijn geest contact met de geesten van degenen om mij heen: Burgemeester Branno, Spreker Gendibal, Novi. Ik ving een paar glimpjes op van een aantal dingen die mij ieder voor zich, los van elkaar, maar weinig zeiden — zoals bijvoorbeeld de verschillende manipulaties die Gaia door middel van Novi op Trantor heeft uitgevoerd en die ervoor moesten zorgen dat de Spreker zich naar Gaia zou begeven.’

‘Ja?’

‘Een van die kleine dingen was het feit dat uit de Bibliotheek van Trantor alle verwijzingen naar de Aarde verwijderd waren.’

‘De verwijzingen naar de Aarde verwijderd?’

‘Precies. Derhalve moet de Aarde belangrijk zijn. En het blijkt dat niet alleen de Tweede Foundation er niets van mag weten, maar dat ik dat evenmin mag. Maar als ik de verantwoordelijkheid moet nemen voor de richting waarin de Melkweg zich zal ontwikkelen, ben ik niet bereid onwetendheid op enig gebied te accepteren. Zou je mij niet willen vertellen waarom het zo belangrijk was dat de gegevens over de Aarde geheim bleven?’

‘Trev,’ zei Dom op plechtige toon, ‘Gaia weet niets af van een weghalen van gegevens. Helemaal niets!’

‘Bedoel je dat Gaia daarvoor niet verantwoordelijk is?’

‘Dat bedoel ik, ja.’ Trevize dacht een poosje na. Het puntje van zijn tong streek langzaam en aarzelend over zijn lippen. ‘Wie was hier dan wel verantwoordelijk voor?’

‘Ik weet het niet. Ik begrijp ook niet waarom het nodig was.’

De twee mannen staarden elkaar aan. Toen zei Dom: ‘Je hebt gelijk. Het leek alsof wij tot een zeer bevredigende oplossing waren gekomen, maar zo lang dit punt niet is opgehelderd mogen wij niet rusten. Blijf nog een tijdje bij ons en laat ons eens zien wat we kunnen bedenken. Daarna kun je vertrekken. Je mag dan rekenen op onze volle steun.’

‘Dank je,’ zei Trevize.