172618.fb2
Uiteraard was het leven zelfs met een Rita die haar glorieuze plannen ontvouwde, niet allemaal rozengeur en maneschijn. Er moest ook nog echt gewerkt worden. En omdat Dexter heel gewetensvol is, had ik dat ook steeds gedaan. In de afgelopen twee weken had ik de laatste penseelstreken op een spiksplinternieuw doek aangebracht. De jonge heer die mijn inspiratiebron was, had een fortuin geërfd en dat had hij kennelijk gebruikt voor het soort afschrikwekkende moordzuchtige escapades waardoor ik wenste dat ik ook rijk was. Hij heette Alexander Macauley, maar hij noemde zichzelf ‘Sander’, wat mij ietwat ballerig voorkwam, maar misschien ging het daar juist om. Hij was tenslotte een door de wol geverfde trust-fundhippie, die nooit echt had gewerkt en zich volledig wijdde aan het luchtige amusement van het soort waarvan mijn holle hart zou gaan fladderen, als Sander bij de keus van zijn slachtoffers nu maar een iets betere smaak had getoond.
Het familiekapitaal van de Macauleys kwam van een reusachtige veestapel, eindeloze citrusboomgaarden en van het dumpen van fosfaat in Lake Okeechobee. Sander ging regelmatig naar de arme stadswijken om zijn giften over de stadsdaklozen uit te strooien. En de paar weinige uitverkorenen die hij werkelijk een hart onder de riem wilde steken, nam hij naar verluidt mee naar de familieranch, waar hij ze in dienst nam, zoals ik vernam uit een tranentrekkend en bewonderenswaardig krantenartikel.
Natuurlijk juicht Dexter een gulle geest altijd toe. Maar over het algemeen ben ik er niet zo’n voorstander van omdat het bijna altijd op een waarschuwingssignaal duidt dat er snode en gemene spelletjes achter het Moeder Teresa-masker schuilgaan. Niet dat ik het ooit betwijfel dat er ergens in de krochten van het menselijk hart oprecht een zorgzaam, vriendelijk en gul wezen leeft, vermengd met een stukje naastenliefde. Natuurlijk wel. Ik bedoel, ik weet zeker dat het er ergens moet zijn. Ik heb het alleen nog nooit gezien. En aangezien het mij ontbreekt aan menselijkheid en een echt hart, kan ik niet anders dan uitgaan van mijn eigen ervaring, en daaruit blijkt dat liefdadigheid bij jezelf begint en daar meestal ook eindigt.
Dus wanneer ik een jonge, rijke, knappe en verder normaal ogende jongeman zijn bezittingen zie uitstorten over de ellendige vertrapten der aarde, vind ik het lastig om dat voetstoots als altruïsme op te vatten, hoe schitterend het er ook mag uitzien. Tenslotte ben ik behoorlijk goed in het ophouden van een charmant en onschuldig beeld van mezelf, en wij weten hoe accuraat dat is, toch?
Het was voor mijn consistente wereldbeeld maar goed dat Sander niet anders was, alleen een stuk rijker. En door zijn geërfde geld was hij wat slordig geworden. Want uit de pijnlijk nauwkeurige belastinggegevens die ik heb achterhaald, bleek dat de familieranch onbewoond en leeg was, wat duidelijk betekende dat waar hij zijn dierbare smerige vrienden ook mee naartoe nam, dat in elk geval niet naar een gezond, gelukkig en arbeidzaam leven op het platteland was.
Het was voor mijn doeleinden nog beter dat ze blootsvoets met hun nieuwe vriend Sander meegingen, waarheen dat ook mocht zijn. Want in zijn schitterende Coral Gables-ranch had Sander een ruimte die werd bewaakt door een paar heel uitgekookte en dure sloten, waar ik wel vijf volle minuten over moest doen om ze open te krijgen, waarin hij wat souvenirs had bewaard. Het is dwaas als een monster zo’n risico neemt, en ik kan het weten, want ik doe het zelf ook. Maar mocht op een dag een hardwerkende rechercheur op mijn kleine kistje met aandenkens stuiten, dan treft hij niet meer aan dan een paar glasplaatjes, met op elk daarvan een druppel bloed, en denk maar niet dat je kunt bewijzen dat er ook maar aan een ervan een luchtje zit.
Sander was niet zo slim. Hij had van ieder slachtoffer een schoen bewaard, en rekende op te veel geld en een slot en grendel om zijn geheimen veilig te bewaren.
Nou vraag ik je. Geen wonder dat monsters zo’n slechte reputatie krijgen. Het is gewoon te naïef voor woorden… en schoenen? Werkelijk, schoenen, dat is toch van God los? Ik probeer me tolerant en begripvol jegens andermans zwakheden op te stellen, maar dit ging wat te ver. Wat was er nou in hemelsnaam aantrekkelijk aan een zweterige, met slijmkorsten overdekte, tweeëntwintig jaar oude gymschoen? En ze dan ook nog zo open en bloot achterlaten. Het was bijna beledigend.
Natuurlijk rekende Sander erop dat als hij ooit gepakt zou worden hij de beste advocaten ter wereld kon inhuren, die hem vast en zeker met een taakstraf hadden laten wegkomen; een pietsje ironisch als je bedenkt hoe het allemaal was begonnen. Maar hij had er niet op gerekend dat hij door Dexter in plaats van door de politie in de kraag werd gevat. Zijn zaak zou in de rechtszaal van de Zwarte Ruiter plaatsvinden, zonder advocaten – hoewel ik wel de hoop heb er binnenkort één te vangen – en het vonnis is altijd zonder meer afdoende.
Maar was een schoen echt wel genoeg bewijs? Ik twijfelde niet aan de schuld van Sander. Zelfs als de Zwarte Ruiter niet voortdurend aria’s zong terwijl ik naar de schoenen keek, wist ik heel goed wat het arsenaal betekende: als Sander zijn gang kon blijven gaan, zou hij meer schoenen verzamelen. Ik wist heel zeker dat hij een akelige man was, wilde heel graag een babbeltje met hem maken in het maanlicht en hem eens flink de mantel uitvegen. Maar ik moest er absoluut zeker van zijn – dat was de Wet van Harry.
Ik had altijd de zorgvuldig opgestelde regels van Harry gevolgd, mijn politieagent-pleegvader, die me bescheiden en accuraat heeft geleerd wat ik ben. Hij had me laten zien hoe je een plaats delict zo schoon kunt achterlaten als alleen een smeris dat kan, en me geleerd hoe ik met dezelfde grondigheid mijn danspartner uitkoos. Als er ook maar enige twijfel was, kon ik Sander niet vragen buiten te komen spelen.
En nu? Geen rechtbank ter wereld zou Sander op basis van zijn schoenenuitstalling voor iets anders veroordelen dan voor ongezond fetisjisme, maar geen rechtbank ter wereld had dan ook de deskundige getuigenis van de Zwarte Ruiter; die zachte, innerlijke stem die actie eiste en zich nooit vergiste. En met dat steeds luider wordende, sissende geluid in mijn binnenoor was het lastig om kalm en rechtvaardig te blijven. Ik wilde Sander net zo voor mijn Laatste Dans opeisen als ik mijn volgende ademteug wilde.
Ik wilde het, ik wist het zeker, maar ik wist wat Harry zou zeggen. Het was niet genoeg. Hij heeft me geleerd dat je eerst een lijk moest zien, voor de zekerheid, en Sander had die allemaal zo goed weten te verbergen dat ik ze nog niet had gevonden. En zonder een lijk kon ik willen wat ik wou, maar dat maakte het niet goed.
Ik ging weer op onderzoek uit om te achterhalen waar hij een rijtje ingemaakte lijken had verstopt. Niet in zijn huis, geen sprake van. Daar was ik binnen geweest en had nog geen vingerwijzing opgevangen van iets anders dan het schoenenmuseum, en de Zwarte Ruiter is normaal gesproken behoorlijk goed in het opsnuiven van een collectie kadavers. Bovendien was er geen plek in het huis om ze te verstoppen, in Florida heb je geen kelders, en het was een buurt waar hij niet onopgemerkt in de tuin kon graven of lijken naar binnen kon dragen. En een kort overleg met de Ruiter overtuigde me ervan dat iemand die zijn souvenirs op walnoothouten voetstukken uitstalde, zich zeker keurig netjes van de restjes zou ontdoen.
De ranch was een schitterende mogelijkheid, maar een snel tochtje naar de oude plek leverde geen enkel spoor op. Die was duidelijk al enige tijd geleden verlaten, zelfs de oprit was overwoekerd.
Ik groef dieper: Sander bezat een condo op Maoi, maar dat was veel te ver weg. Hij had een paar hectaren land in North Carolina – zou kunnen, maar bij de gedachte aan een twaalf uur durende rit met een lijk in je auto was dat niet waarschijnlijk. Hij had aandelen in een bedrijf dat Toro Key probeerde te ontwikkelen, een klein eiland ten zuiden van Cape Florida. Maar van een bedrijfsterrein kon absoluut geen sprake zijn, te veel mensen konden er naar binnen dwalen en rondneuzen. Hoe dan ook, ik herinner me dat ik in mijn jongere jaren had geprobeerd op Toro Key aan land te komen en toen liepen er gewapende bewakers rond om mensen uit de buurt te houden. Het moest ergens anders zijn.
Tussen zijn vele functies en bezittingen kwam alleen de boot van Sander nog in aanmerking, een vijfenveertigvoeter, de Cigarette. Ik wist uit ervaring met een vorig monster dat een boot een schitterende gelegenheid bood om je van restjes te ontdoen. Bind eenvoudigweg een gewicht aan een lijk, gooi het over de reling en zeg maar dag met je handje. Schoon en opgeruimd staat netjes, geen gedoe, geen rommel, geen bewijs.
En denk maar niet dat ik daar mijn bewijs kon halen. De boot van Sander lag in de exclusiefste jachthaven van Coconut Grove, de Royal Bay Yacht Club. De beveiliging daar was heel goed, te goed voor Dexter om glimlachend met een lockpick naar binnen te glippen. Het was een jachthaven waar ze volledige service aan de rijksten van de rijksten boden, het soort plek waar ze je landvast nog poetsen en polijsten als je met je boot had aangelegd. Zelfs zelf tanken was er niet bij, je hoefde maar te kikken of de boot werd voor je in orde gemaakt, met gekoelde champagne en al in de stuurhut. En blij glimlachende bewakers maakten dag en nacht het terrein onveilig, ze tikten tegen hun pet voor mensen van stand terwijl ze schoten op iedereen die over het hek klom.
De boot was onbereikbaar. Ik wist zo zeker als wat dat Sander daarmee van zijn lijken af kwam, en de Zwarte Ruiter ook, wat nog belangrijker was. Maar ik kon er met geen mogelijkheid bij komen.
Het was ergerlijk, frustrerend zelfs, om je voor te stellen hoe Sander met zijn laatste trofee – waarschijnlijk netjes in een vergulde ijskist verpakt – opgewekt de havenmeester opdraagt de boot vol te gooien en dan nonchalant de kade af loopt terwijl twee brommende dragers de kist aan boord van zijn boot zetten en hem eerbiedig uitzwaaien. Maar ik kon niet bij de boot komen om dat te bewijzen. Zonder dit doorslaggevende bewijs stond de Wet van Harry me niet toe ermee door te gaan.
Wat had ik eraan dat ik zo zeker was van mijn zaak? De volgende keer kon ik proberen Sander op heterdaad te betrappen. Maar ik kon er onmogelijk achter komen wanneer dat zou zijn, en ik kon hem niet de hele tijd in de gaten houden. Zo nu en dan moest ik op mijn werk verschijnen en thuis acte de présence geven, en doorgaan met alle routines om de schijn van een normaal leven op te houden. En dus zou Sander, als het patroon werd voortgezet, in de komende weken of zo de havenmeester op een bepaald moment opdracht geven om zijn boot in orde te brengen, en…
En omdat de havenmeester een efficiënte werknemer van een rijkeluisclub was, zou hij precies bijhouden wat en wanneer hij aan de boot deed: hoeveel brandstof hij heeft getankt, welk champagnemerk, en hoeveel zeepsop hij voor de voorruit heeft gebruikt. Hij zou dat allemaal noteren in een bestand met ‘Macauley’ erop en op zijn computer opslaan.
En plotseling waren we weer terug in Dexters wereld, met de Ruiter die overtuigend siste en me naar het toetsenbord joeg.
Dexter is bescheiden, teruggetrokken zelfs, en zich zonder meer bewust van de beperkingen van zijn aanzienlijke talent. Maar als er al een grens zat aan wat ik via de computer kon opsporen, dan had ik die nog niet ontdekt. Ik ging zitten en toog aan het werk.
Het kostte me nog geen halfuur om in de computer van de club in te breken en de bestanden te vinden. Inderdaad was er een nauwkeurig bijgehouden servicebestand. Ik vergeleek het met de bestuursvergaderingen van de favoriete liefdadigheidsinstelling van Sander, One World Mission of Divine Light, dat zich aan de rand van Liberty City bevond. Op 14 februari kondigde het bestuur opgetogen aan dat Wynton Allen uit het zondige nest dat Miami is, zou verhuizen naar de ranch van Sander om daar door middel van eerlijke arbeid te worden gerehabiliteerd. En op 15 februari had Sander een boottochtje gemaakt waarbij hij ruim honderdtweeëndertig liter brandstof had gebruikt.
Op 11 maart was Tyrone Meeks eenzelfde geluk ten deel gevallen. En op 12 maart was Sander uit varen gegaan.
En zo ging het maar door; elke keer dat een gelukkige dakloze was uitverkoren tot een leven vol plattelandsvreugde, gaf Sander de opdracht om zijn boot binnen vierentwintig uur in orde te maken.
Ik zag de lijken dan wel niet, maar de Wet van Harry was opgezet om daar te opereren waar het systeem faalde, op de schimmige gebieden van opperste rechtvaardigheid in plaats van binnen de onberispelijke wet. Ik wist het zeker, de Ruiter wist het zeker, en dit was voldoende bewijs waarmee we allemaal tevreden waren.
Sander zou een andere maanverlichte cruise gaan maken, en al zijn geld zou hem nog niet drijvende houden.