174710.fb2
De caravan stak een flink eind uit achter de parkeerplek. Thóra keek toe hoe Gylfi uit de suv stapte en de portieren opende voor zijn kleine zusje en Sigga, die samen achterin zaten. Blijkbaar had hij niet gewild dat de airbag zijn ongeboren kind zou verwonden als ze een ongeluk kregen. Gylfi stelde in elk geval de juiste prioriteiten, ook al had hij niet eens een rijbewijs. Na het uitstappen kromde Sigga haar rug en haar buitenproportioneel gezwollen buik leek meer dan ooit in tegenspraak met haar tengere figuurtje. Thóra hoopte voor haar dat het kind wat betreft geboortegewicht niet op z’n vaders kant van de familie zou lijken, want zowel Gylfi als Sóley had bij de geboorte een hoofd als een pompoen gehad. Terwijl ze zich afvroeg hoe ze weer van ze af kon komen, bedacht ze dat het al tien uur ’s avonds was — te laat om nog iemand te charteren om hen te komen halen.
‘Waarom zijn jullie niet met je vader meegegaan?’ riep ze tegen Gylfi, terwijl ze over het parkeerterrein naar ze toe liep. ‘Hij zou jullie oppikken in Selfoss.’
‘Gewoon,’ zei Gylfi, terwijl hij keurig de wagen afsloot. ‘Wij wilden alle drie niet met hem mee en we wilden ook niet naar Sigga’s ouders, dus toen hebben we maar besloten om te blijven kamperen. Ik heb het papa laten weten zodat hij niet voor niets zou komen, als je daar soms bang voor was.’
Dat was wel het laatste waarover Thóra zich zorgen maakte. Wat haar betreft mocht Hannes voor niks de halve wereld rond rijden, maar ze maakte zich wel zorgen over de vraag hoe zij alles nu moest regelen — Jónas, Matthew en haar twee kinderen, om nog maar te zwijgen van haar zwangere aanstaande schoondochter — zonder iets, of alles, in het honderd te laten lopen.
‘Hoe voel je je, Sigga?’ vroeg ze aan het meisje, terwijl ze Sóley knuffelde, die zich enthousiast in haar moeders armen had geworpen.
‘Nou,’ zei Sigga, ‘ik heb pijn in mijn rug.’
Thóra hapte naar adem. ‘Denk je dat de baby eraan komt? Als dat zo is kun je hier natuurlijk niet blijven.’
‘Welnee, mam,’ zei Gylfi, geschokt. ‘Het is nog geen negen maanden.’ Kennelijk had hij nog nooit van te vroeg geboren baby’s gehoord.
‘Kom mee naar binnen,’ zei Thóra, en ze loodste haar bezoek mee naar de foyer van het hotel. ‘We moeten het nog wel een keer over deze stunt van jou hebben, Gylfi, maar dat komt later wel,’ fluisterde ze in het oor van haar zoon. ‘Je hebt me heel erg teleurgesteld.’ Toen zei ze met luidere stem, zodat iedereen haar kon horen: ‘Ik zal kijken of ik een kamer voor jullie kan krijgen. Jullie hebben genoeg gekampeerd. Dat komt wel weer wanneer de baby eenmaal is geboren.’ Opeens kreeg ze een visioen van Gylfi, die met een pasgeboren baby in zijn armen de voortent van de caravan probeerde op te zetten, dus voegde ze er snel aan toe: ‘En naar school gaat.’
Matthew stond breed glimlachend bij de deur. Thóra trok over hun hoofden heen een lelijk gezicht naar hem. ‘Kinderen, jullie kennen Matthew nog wel. Hij helpt me met een zaak die te maken heeft met het hotel. Jullie zullen je moeten gedragen, want ik moet echt werken. Ga niet weg en zorg dat je niets breekt.’ Bijna had ze eraan toegevoegd: ‘En nog even niet bevallen,’ maar ze bedacht zich op het laatste moment. Ze zouden al moeite genoeg hebben zich aan de eerste twee opdrachten te houden.
‘Maak je niet druk,’ zei Matthew toen ze weer achter de computer in het kantoor van Jónas zaten. ‘Het komt wel goed. Ik vind dat je leuke kinderen hebt. Dit zou best eens interessant kunnen worden, ook al is het niet bepaald de vakantie die ik in gedachten had.’ Hij gaf haar een samenzweerderig knipoogje. ‘Misschien kun je een babysitter regelen en kunnen we een restaurant zoeken dat uitsluitend biologisch gekweekte vogelmuur serveert.’
Thóra keek niet op van het scherm. ‘Waarom staan Jón Árnasons verzamelde volksverhalen niet op internet?’ mompelde ze.
‘Mag ik daaruit concluderen dat je het een goed plan vindt?’ vroeg Matthew.
‘Wat?’ vroeg Thóra afwezig, terwijl ze omlaag scrolde over de pagina die ze zat te lezen. ‘O, ja,’ antwoordde ze, zonder er ook maar een flauw vermoeden van te hebben waar ze mee instemde. ‘Waar ik ook zoek, ik kan het verhaal zelf nergens vinden, alleen het vers. Ik moet naar een bibliotheek.’
Matthew keek op zijn horloge. ‘Die zijn niet meer open,’ zei hij. ‘Denk je werkelijk dat die tekst zo belangrijk is?’
Thóra keek naar hem op. ‘Nee,’ gaf ze toe. ‘Maar ik heb gewoon niets anders te doen. Ik grijp elke strohalm aan voor morgen — ik heb verder niet veel om mee te werken.’
‘Als Bergur de moordenaar is, of zijn vrouw, zoals jij schijnt te denken, denk ik niet dat dat rotsblok er iets mee te maken kan hebben,’ zei Matthew. ‘Volgens mij kun je je beter op iets recenters concentreren.’ Hij liep naar het raam en zag een wagen voor het hotel tot stilstand komen. Hij parkeerde op een plek vlak onder het raam. ‘Ik herken dat kenteken,’ zei hij, het gordijn loslatend. ‘Waar ligt die lijst?’
Thóra staarde hem met open mond aan. ‘Wil je zeggen dat je één zo’n nummer herkent uit de duizenden die je onder ogen hebt gehad?’ vroeg ze, terwijl ze hem de lijst overhandigde.
‘Het is een gepersonaliseerde nummerplaat,’ antwoordde hij. ‘Die zijn me opgevallen, want daar waren er niet zoveel van.’ Hij bladerde de lijst door. ‘Hier heb ik hem. Een uur voordat Eiríkur werd vermoord, is deze wagen vanuit Reykjavík door de tunnel gereden.’ Hij gaf de lijst weer aan Thóra en wees haar het kenteken aan. ‘Daar. “veritas”,’ zei hij. ‘Deze herinner ik me zo goed omdat ik me afvroeg wat de eigenaar ervan voor werk zou doen. Ik kon niets bedenken wat verband hield met “waarheid”, tenzij het een wiskundeleraar was. En toen zag ik van wie hij was.’
Thóra pakte de lijst van hem aan en las de naam van de eigenaar. ‘Aha,’ zei ze, en ze legde de lijst weer neer. ‘Baldvin Baldvinsson, de kleinzoon van de oude Magnús, met wie wij hebben gesproken.’ Ze stond op. ‘Wat komt hij hier nu weer doen?’
‘Op bezoek bij zijn opa misschien?’ opperde Matthew. ‘Of misschien komt hij stemmen werven.’
‘Laten we het hem gaan vragen,’ zei Thóra. ‘Als zijn kentekenplaat klopt, zal hij ons in elk geval de waarheid vertellen.’
Baldvin stond in de foyer te wachten en trommelde intussen ongeduldig met zijn vingers op de balie. Vigdís zat met haar rug naar hem toe op de computer te werken. Thóra hoopte dat ze een fatsoenlijk salaris kreeg, want het leek wel alsof ze dag en nacht achter de balie zat.
‘Neem jij nooit pauze?’ vroeg ze toen ze samen met Matthew op Baldvin af liep. Het leek Thóra beter hem niet rechtstreeks aan te spreken, maar eerst wat met Vigdís te kletsen. Aangezien hij op iets leek te wachten, was het niet waarschijnlijk dat hij meteen weg zou lopen.
Vigdís keek even om naar Thóra. ‘O! Ach, natuurlijk wel. Eigenlijk zou Jónas deze dienst nemen, maar…’ Ze aarzelde. ‘Je weet wel. Het was de bedoeling dat hij nog iemand in dienst zou nemen, maar dat is er nog steeds niet van gekomen.’ Na nog even op het toetsenbord te hebben getikt, draaide zij zich om naar Baldvin. ‘U kunt kamer veertien nemen. Dat is de kamer naast die van uw grootvader.’ Ze overhandigde hem de sleutel.
Thóra wendde zich tot Baldvin. ‘U bent toch Magnús’ kleinzoon? Het raadslid?’
Baldvin schrok. Hij zag er moe uit, wat de treffende gelijkenis met zijn grootvader alleen maar versterkte. Thóra dacht aan de foto’s van Magnús als jongeman en vroeg zich af hoe het moest zijn om exact te weten hoe je er later uit zou zien. ‘Eh, ja, dat ben ik,’ antwoordde hij. ‘Ken ik u?’
Thóra stak hem haar hand toe. ‘Nee, maar ik heb over uw grootvader gehoord. Birna was een vriendin van mij.’ Terwijl ze hem stevig de hand drukte, vroeg ze op de man af: ‘U hebt haar toch ook gekend?’
Baldvin keek alsof hij een vlieg had ingeslikt. Hij slikte moeizaam en wist zich toen te vermannen. ‘Een vriendin van Birna, zegt u? Helaas geloof ik niet dat ik iemand ken die Birna heet.’
‘Echt niet?’ zei Thóra, maar ze besloot niet te veel risico te nemen. Ze hield nog steeds zijn hand vast en voelde dat zijn palm vochtig begon te worden. ‘Weet u dat zeker? U was hier zondag toch ook?’
Baldvin verstijfde, maar ze wist niet of dat door haar stevige handdruk kwam of door de vraag. ‘Ik? Nee, ik denk dat u mij met iemand anders verwart.’ Hij wierp haar een zalvende glimlach toe.
‘Denkt u?’ zei Thóra met geveinsde verbazing. ‘Ik dacht dat ik in de tunnel vlak achter u reed. Misschien vergis ik me.’ Eindelijk liet ze haar greep verslappen en Baldvin rukte zijn hand terug alsof ze lepra had.
‘Dat moet haast wel. Ik was heel ergens anders.’ Hij wendde zich weer tot Vigdís. ‘Bedankt,’ zei hij. Tegen Thóra zei hij, met een parelwitte glimlach, als een echte politicus: ‘Prettig kennis met u te hebben gemaakt.’
‘Insgelijks,’ antwoordde Thóra met een stralend gezicht. Toen hij weg was, draaide ze zich om naar Matthew en fluisterde dringend: ‘Hij liegt dat hij barst.’ Toen vroeg ze aan Vigdís: ‘Weet jij nog of hij hier zondagavond was?’
Vigdís schudde haar hoofd en geeuwde. ‘Nee, ik heb hem pas twee keer eerder gezien,’ zei ze. ‘De dag dat hij zijn grootvader hier kwam afzetten en de avond van de seance.’
Thóra greep de rand van de balie vast. ‘Was hij hier toen ook?’
‘Ja, dat zeg ik toch net?’ zei Vigdís verontwaardigd. ‘Hij at ’s avonds samen met zijn grootvader. En daarna zijn ze naar de seance gegaan. Ik denk dat ze al snel doorhadden dat het niets voor hen was, want ze gingen al vóór de pauze weg.’
Thóra keek veelbetekenend naar Matthew. Hij gebaarde naar Vigdís, die opstond om weg te gaan. Thóra begreep meteen wat hij bedoelde. Ze hield een sleutel in haar hand die identiek was aan het exemplaar dat ze in het bureau op Kreppa hadden gevonden.
‘Is er iets?’ vroeg ze, verbaasd dat zij er nog stonden. ‘Was de kamer voor de kinderen in orde?’
‘O, ja,’ antwoordde Thóra, naar de sleutel starend. ‘Zou ik die sleutel misschien even mogen zien?’ Ze haalde de hare tevoorschijn. ‘Ik heb precies zo’n zelfde gevonden en ik vroeg me af waar hij op past.’
‘Dit is de sleutel van mijn personeelskluisje,’ zei ze, terwijl zij hem terughoudend aan haar liet zien. ‘Als je er een hebt gevonden, moet hij van iemand zijn die hier werkt. Er raakt er wel eens eentje kwijt.’
Thóra vergeleek de sleutels. Ze waren nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Ze gaf Vigdís die van haar terug. ‘Ik denk niet dat hij van iemand van het personeel is,’ zei ze. ‘Weet je misschien of Birna een kluisje tot haar beschikking had?’
Vigdís perste haar lippen op elkaar en dacht na. ‘Voor zover ik weet niet, maar het zou kunnen. De kluisjes zijn nog maar kort geleden geplaatst. Zij heeft ze zelf uitgekozen en besteld. Misschien heeft ze er een voor zichzelf gehouden.’ Vigdís liep om de balie heen. ‘Kom maar mee,’ zei ze, en ze beende weg. ‘Er zijn er niet zoveel, dus we zien snel genoeg of deze sleutel ergens op past.’
Thóra en Matthew volgden Vigdís naar de personeelsruimte, waar één wand werd ingenomen door een rij metalen kastjes.
‘Zal ik maar gewoon beginnen?’ vroeg Thóra, met de sleutel in haar hand.
‘Doe maar,’ zei Vigdís. ‘Nummer zeven kun je overslaan: die is van mij.’
Thóra begon bij het eerste kastje. Ze had niet veel tijd nodig, want de sleutel paste al bij haar derde poging. Bij het omdraaien hoorde ze een zacht klikje. Voorzichtig draaide ze het chromen handvat om en maakte het kluisje open. Met ingehouden adem en een blik op Matthew gluurde ze naar binnen. Bijna onmiddellijk trok ze haar hoofd weer teleurgesteld terug. ‘Leeg. Verdomme.’ Ze deed een stap opzij om hem te laten kijken. Toen hij zijn hoofd naar binnen stak en niet onmiddellijk weer terugtrok, tikte ze ongeduldig op zijn rug. ‘Wat? Zie je iets?’
Matthew draaide zich om, om het hele kastje vanbinnen te kunnen bekijken, ook de bovenkant. ‘Hier zit iets vastgeplakt,’ echode zijn stem in de holle ruimte. ‘Heb je een pincet?’ vroeg hij, terwijl hij weer rechtop ging staan. ‘Als het iets belangrijks is, mogen er natuurlijk geen vingerafdrukken op komen.’
Thóra keek Vigdís aan. ‘Hebben jullie hier een ehbo-doos?’ Toen ze haar hoofd in het kastje stak, zag ze dat er een wit, rechthoekig stukje papier met plakband aan de bovenkant was bevestigd. De randen waren enigszins omgekruld. ‘Wat is dat in vredesnaam?’ vroeg ze zich hardop af, terwijl ze een pincet van Vigdís aanpakte.
Matthew en Vigdís keken hoe ze het plakband probeerde te verwijderen, al zagen ze niet veel meer dan haar rug.
‘Bingo!’ zei ze, terwijl ze zich oprichtte met het witte stukje papier tussen de pincet geklemd. ‘Het is een foto.’ Ze draaide hem om. ‘O!’ Ze liet hem aan de anderen zien.
‘Goeie God!’ riep Vigdís uit. ‘Baldvin Baldvinsson! Ik wist niet dat hij een neonazi was!’
‘Dit is Baldvin niet,’ zei Thóra, terwijl ze de foto op de kantinetafel legde. ‘Dit is zijn grootvader, Magnús. Die foto is jaren geleden gemaakt.’
‘Jezus, die twee lijken sprekend op elkaar,’ zei Vigdís verbaasd. ‘Als ik Magnús was geweest, of Baldvin, had ik die foto mooi weggegooid.’
‘Misschien hebben ze daar de kans niet voor gekregen,’ zei Thóra. Ze wendde zich tot Vigdís. ‘Je mag dit absoluut aan niemand vertellen,’ zei ze.
‘God, nee,’ antwoordde Vigdís. ‘Natuurlijk niet.’ Intussen probeerde ze zich al te herinneren of ze het nieuwe nummer van haar vriendin Gulla bij zich had en bedacht ze hoe laat Kata de volgende ochtend in de schoonheidssalon zou zijn. Maar die waren natuurlijk te vertrouwen. Als je beloofde iets absoluut aan niemand te vertellen, wist iedereen dat hartsvriendinnen daarop een uitzondering vormden.
Ze pakte haar handtas uit haar eigen kluisje en liep terug naar de receptie. In het voorbijgaan legde ze even een hand op Matthews schouder en zei vriendelijk tegen hem dat de mensen in IJsland bijzonder ruimdenkend waren en dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over vooroordelen. Matthew keek haar verbijsterd na.
‘Wat bedoelde ze daarmee?’ vroeg hij stomverbaasd aan Thóra.
Het begon Thóra te dagen dat het beroepsgeheim van de sekstherapeute niet zo onschendbaar was als Stefanía had doen voorkomen. Thóra haalde haar schouders op. ‘Het zijn hier wel een paar eigenaardige types bij elkaar,’ zei ze onschuldig. Toen glimlachte ze even. ‘Ik denk dat ik Sóley maar eens naar bed moet gaan brengen. Het zal wel even duren voordat ik zelf mijn bed in kan, zoals de zaken er nu voor staan.’
Thóra zat weer achter Jónas’ computer. ‘Het past allemaal in elkaar,’ zei ze, terwijl ze snel de Google-resultaten voor ‘Baldvin Baldvinsson’ doorlas. Ze opende een paar links die niets belangwekkends bevatten en bleef vruchteloos doorklikken terwijl ze zaten te praten.
‘Hoe dan?’ vroeg Matthew. ‘Ik geef toe dat het feit dat Birna die foto op zo’n plek heeft verborgen, suggereert dat zij niet wilde dat hij gevonden zou worden. De enige die hem waarschijnlijk wil hebben is Magnús, maar hij is te oud om iemand te vermoorden. Bovendien zou ik eigenlijk niet weten waarom hij Birna zou willen vermoorden, zelfs al wist hij dat zij de foto had.’
‘Ik denk eigenlijk niet dat hij de enige is,’ zei Thóra. ‘Kleinzoon Baldvin heeft veel meer te verliezen. Hier staat dat hij komend voorjaar meedoet aan de voorverkiezing voor de parlementsverkiezingen en een recent krantenartikel wijst er nog eens op hoezeer hij in alle opzichten op zijn grootvader lijkt. Een foto van zijn grootvader in nazi-uniform die net zo goed een foto van hem zou kunnen zijn, kan zijn hele campagne de das omdoen.’ Ze keek op. ‘Die man rijdt rond in een auto met een kentekenplaat waar veritas op staat. Het lijkt me duidelijk welke indruk hij wil wekken. En nazi’s passen beslist niet in dat beeld. Zijn grootvader is een van de redenen van zijn schitterende politieke carrière. Als de reputatie van de oude man wordt bezoedeld, zal dat die van Baldvin ook aantasten, ook al was er van die hele Baldvin destijds nog lang geen sprake.’
‘Wat kan Birna’s motief dan zijn geweest?’ vroeg Matthew zich hardop af. ‘Waarom heeft ze hem die foto niet gewoon gegeven? Probeerde ze hem te chanteren? Ze zien er geen van beiden bijzonder rijk uit. Die auto met die veritas-kentekenplaten is gewoon een oude jeep.’
‘Toen ze de foto vond, waarschijnlijk in dat oude album in de kelder waaruit er eentje leek te ontbreken, heeft ze hem er misschien alleen maar uitgehaald om hem beter te kunnen bekijken. Ze schrok natuurlijk toen ze er zo’n bekende persoon op herkende. Op dat moment moet ze hebben beseft dat ze daar haar voordeel mee kon doen, en ik vermoed dat ze iets anders van hem wilde dan geld,’ zei Thóra, en ze klikte de zoveelste link aan. Ze las even en keek toen weer op. ‘Dit is wel interessant,’ zei ze. ‘Baldvin zit in de gemeenteraadscommissie die een ontwerp voor een nieuw busstation moet uitkiezen dat ze in Reykjavík gaan bouwen. Herinner jij je die tekening van dat glazen complex aan de muur op Kreppa? Je hebt niet zoveel beboste gebieden in IJsland. De voorgestelde locatie bij de heuvel op Öskjuhlíd is er een van. Er stonden bussen op die tekening.’ Ze stak triomfantelijk haar vinger in de lucht. ‘Ze was natuurlijk vastbesloten om die opdracht in de wacht te slepen. Dat zou ook verklaren waarom ze hem heeft opgebeld.’
Matthew keek weifelend. ‘Wil je zeggen dat ze bereid was Baldvin te chanteren om zijn invloed in de commissie aan te wenden? Alleen maar om die opdracht te krijgen?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Dat kan ik me bijna niet voorstellen.’
‘Voor een architect in IJsland is zo’n project een soort lot uit de loterij,’ zei ze. ‘Het gaat om een groot openbaar gebouw op een drukke locatie en daarmee zou iemand in één klap naam kunnen maken. De mensen zouden voor hem of haar in de rij staan met nieuwe projecten. Zo werkt dat hier en in andere landen zal het niet veel anders zijn.’
‘Maar hoe kan één commissielid de keuze beïnvloeden?’ vroeg hij. ‘De anderen hebben toch ook iets te zeggen?’
‘Natuurlijk,’ zei Thóra. ‘Maar hij heeft toegang tot informatie die de andere architecten niet tot hun beschikking hebben en hij kan bijvoorbeeld uitzoeken welke prioriteiten de andere commissieleden stellen. Hoewel in ontwerpprijsvragen over het algemeen de primaire vereisten worden vastgesteld, wijkt de winnende inzending vaak enigszins af van de oorspronkelijke specificaties. Als een architect bijvoorbeeld weet dat de commissie eigenlijk een groter gebouw zou willen hebben dan waar ze om vraagt…’ Thóra haalde haar schouders op ‘… dan is hij of zij beslist in het voordeel. En ik weet zeker dat één persoon de rest van de commissie kan overtuigen, als hij maar goed van de tongriem is gesneden en precies weet wat hij wil. Op een van de websites heb ik gezien dat Baldvin toen hij nog op school zat, twee jaar achter elkaar kampioen debatteren is geweest. Hij moet dus wel een overtuigend spreker zijn.’
‘En wat ga je nu doen?’ vroeg Matthew. ‘Dit is niet waterdicht en het verklaart ook niet waarom Eiríkur is vermoord.’
‘Herinner je je Baldvins e-mailadres in Birna’s agenda?’ vroeg Thóra.
‘Ja,’ zei Matthew. ‘Ga je hem mailen?’
‘Nee,’ antwoordde Thóra. ‘Ik wil een gokje wagen.’ Ze pakte de telefoon. ‘Ik ga de politie vragen in haar computer te zoeken of er e-mails van Baldvin in staan. Ze hebben hem vast in beslag genomen en het is helemaal niet gezegd dat ze naar e-mails van hem hebben gezocht.’
Toen er na lang wachten eindelijk werd opgenomen, stelde Thóra zich voor en probeerde zo officieel mogelijk te klinken. ‘Kunt u mij alstublieft doorverbinden met Thórólfur Kjartansson? Ik bel in verband met de moorden op Snaefellsnes. Ik moet hem een dringende boodschap doorgeven, en wil hem bij voorkeur persoonlijk spreken.’
Terwijl ze wachtte tot ze werd doorverbonden floot ze zachtjes mee met de achtergrondmuziek. Even later hield die op en zei een vermoeid klinkende Thórólfur: ‘Wat is er?’
Thóra lag op het bed met haar armen om haar dochter heen geslagen. Ze had haar — diep in slaap — uit Gylfi en Sigga’s kamer meegenomen naar de hare, eigenlijk omdat ze bang was dat Sigga in het bijzijn van haar dochter ging liggen bevallen. Matthew was zonder morren naar zijn eigen kamer gegaan en daar was ze hem heel dankbaar voor, want ze had op dit moment al genoeg aan haar hoofd. Ze zag vooral op tegen de volgende ochtend, bang dat Thórólfur niet zou toehappen, zodat haar niet veel anders meer zou resten dan voor Jónas een standaardverdediging op te voeren. En dat was een akelig vooruitzicht.
Er was echter nog meer wat haar hinderde. Als Magnús, of Baldvin, Birna had vermoord, was er geen enkele logische verklaring waarom een van beiden ook Eiríkur zou hebben vermoord en er was ook geen verband tussen hen. Was hij Birna’s handlanger geweest? Waartoe diende de vos en waar stonden de letters ‘rer’ voor, áls ze al iets betekenden?
Kristín zat haar nog het meest dwars. Thóra had dan wel ontdekt dat zij Gudný’s dochter was, maar dat leek niets met de zaak te maken te hebben. Er spookte van alles door haar hoofd, maar ze was te moe om zich op één gedachte te concentreren en algauw versmolt alles tot een vormeloze massa: kolen, muren, paarden, verkoopaktes, verlopen rechten, een gebroken been…
Opeens schrok ze wakker van het geluid van een huilende baby. Slaapdronken trok ze haar arm onder het hoofd van haar slapende dochtertje vandaan en ging zitten. Toen het geluid nogmaals klonk, stapte ze uit bed en liep naar het raam, maar ze zag niets in het halfduister. Ergens in de verte ging het vreemde gejammer verder en stopte toen even plotseling als het begonnen was. Thóra sloot het raam en trok de gordijnen goed dicht, zodat ze haar het uitzicht benamen. Een pasgeboren baby die zich in bebloede doeken gewikkeld met één arm voortsleepte, leek opeens niet meer zo bespottelijk als toen zij Matthew ermee had geplaagd. Ze kroop weer gauw bij haar dochter in bed, vastbesloten dit aan niemand te vertellen. Ze had het zich vast en zeker verbeeld. Ze kon door het gesloten raam nog net horen hoe het meelijwekkende gehuil weer begon.