40431.fb2 Vlinders in een duikerpak - читать онлайн бесплатно полную версию книги . Страница 14

Vlinders in een duikerpak - читать онлайн бесплатно полную версию книги . Страница 14

DE DROOM

Gewoonlijk kan ik me mijn dromen niet herinneren. Als het licht wordt verlies ik de draad van het verhaal en vervagen de beelden onverbiddelijk. Waarom zijn die dromen van december dan in mijn geheugen gegrift blijven staan, met de precisie van een laserstraal? Misschien is dat altijd zo bij coma's. Omdat je niet in de werkelijkheid terugkomt hebben je dromen geen kans te vervluchtigen, maar klonteren ze samen om een lange schemerwereld te vormen, met wendingen als in een vervolgverhaal. Vanavond komt er een aflevering bij me boven.

Het sneeuwt in mijn droom, met dikke vlokken. Een laag van dertig centimeter bedekt het autokerkhof waar ik met mijn beste vriend rillend overheen loop. Sinds drie dagen proberen Bernard en ik Frankrijk weer te bereiken, dat is lamgelegd door een algehele staking. In een Italiaans wintersportoord, waar we gestrand waren, had Bernard een boemeltreintje gevonden dat naar Nice ging, maar bij de grens is onze reis onderbroken door een versperring van stakers en hebben we in het noodweer moeten uitstappen, op onze stadse schoenen en in te dunne kleren. Het is een troosteloze omgeving. Er loopt een viaduct boven het autokerkhof, en het lijkt wel alsof de auto's die daar op elkaar gestapeld liggen van de vijftig meter hogere snelweg zijn gevallen. We hebben een afspraak met een invloedrijke Italiaanse zakenman, die zijn hoofdkwartier in een pijler van dat kunstwerk heeft gevestigd, ver van indiscrete blikken. We moeten aankloppen op een deur van geel ijzer, met een bord met LEVENSGEVAAR erop en schema's voor hulp aan mensen die geëlektrocuteerd zijn. De deur gaat open. De entree doet denken aan de opslag van een textielhandelaar in Le Sentier: jasjes aan een kledingrek, stapels broeken, dozen vol overhemden. Tot aan het plafond staan ze. De bewaker in camouflagekleding, die ons met een machinegeweer in de hand ontvangt, herken ik aan zijn woeste haardos. Het is Radovan Karadzic, de Servische leider. 'Mijn vriend heeft moeite met ademhalen,' zegt Bernard tegen hem. Op een hoek van de tafel doet Karadzic een tracheotomie bij me, en daarna dalen we via een luxueuze glazen trap af naar het souterrain. De met vaalrood leer bespannen muren, de diepe banken en het gedempte licht geven het kantoor daar de sfeer van een nachtclub. Bernard praat met de eigenaar, een kloon van Gianni Agnelli, de zwierige baas van FIAT, terwijl een gastvrouw met Libanees accent mij aan een kleine bar neerzet. Glazen en flessen zijn vervangen door plastic buizen die uit het plafond komen vallen, zoals zuurstofmaskers in vliegtuigen in nood. Een barman gebaart naar me dat ik er een in mijn mond moet nemen. Dat doe ik. Er begint een amberkleurige vloeistof met gembersmaak uit te stromen en ik word van top tot teen door een gevoel van warmte overweldigd. Na een poosje wil ik stoppen met drinken en even van mijn barkruk af gaan. Maar ik blijf met lange teugen doordrinken, niet in staat om ook maar iets te doen. Ik werp radeloze blikken op de barman om zijn aandacht te trekken. Hij reageert met een raadselachtige glimlach. Om me heen raken gezichten en stemmen vervormd. Bernard zegt iets tegen me, maar het geluid dat vertraagd uit zijn mond komt is onbegrijpelijk. In plaats daarvan hoor ik de Bolero van Ravel. Ze hebben me volledig gedrogeerd.

Een eeuwigheid later merk ik dat er een gevecht wordt voorbereid. De gastvrouw met het Libanese accent neemt me op haar rug en hijst me de trap op. 'We moeten weg, de politie komt eraan.' Buiten is het donker geworden en sneeuwt het niet meer. Een ijskoude wind beneemt me de adem. Op het viaduct hebben ze een schijnwerper neergezet, waarvan de lichtbundel zoekend tussen de verlaten wrakken doorschijnt.

'Geef u over, u bent omsingeld!' wordt er door een megafoon geschreeuwd. We weten te ontsnappen, en voor mij is dat het begin van een lange zwerftocht. In mijn droom wil ik graag vluchten, maar zodra de gelegenheid zich aandient verhindert een onuitsprekelijke apathie me ook maar één stap te verzetten. Ik ben een standbeeld, een mummie, van glas geworden. Al word ik maar door één deur van de vrijheid gescheiden, het ontbreekt me aan kracht die te openen. Toch is dat niet mijn enige angst. Als gegijzelde van een mysterieuze sekte ben ik bang dat mijn vrienden in dezelfde val zullen lopen. Ik probeer ze op alle mogelijke manieren te waarschuwen, maar mijn droom komt volledig overeen met de werkelijkheid. Ik ben niet in staat een woord uit te brengen.