40431.fb2
PROLOOG
Achter het gordijn van sjofel katoen kondigt een melkachtig licht het aanbreken van de dag aan. Ik heb pijn in mijn hielen, een loodzwaar hoofd en het gevoel dat een soort duikerpak mijn hele lichaam omknelt. Langzamerhand wordt het licht in mijn kamer. Ik bekijk nauwkeurig de foto 's van dierbaren, de kindertekeningen, de posters, het blikken fietsertje dat een vriend me aan de vooravond van Paris-Roubaix heeft gestuurd, en de stang boven het bed waaraan ik al zes maanden gekluisterd ben, als een heremietkreeft op zijn rots.
Ik hoef niet lang na te denken om te weten waar ik ben en om me te herinneren dat mijn leven op vrijdag 8 december van het vorige jaar een heel andere wending heeft genomen.
Tot op dat moment had ik nog nooit van hersenstammen gehoord. Die dag ontdekte ik in één klap dat belangrijkste onderdeel van onze boordcomputer, de noodzakelijke verbinding tussen hersens en zenuwuiteinden, toen een beroerte die bewuste stam buiten werking stelde. Vroeger noemden ze dat een 'bloedstuwing naar de hersens' en ging je er gewoon dood aan. De vooruitgang van de reanimatie techniek heeft de straf verfijnd. Je brengt het er levend van af maar vergezeld van wat je in de Engelstalige geneeskunde terecht het locked-in syndrom noemen: de patiënt, van top tot teen verlamd, zit in zichzelf opgesloten, maar kan nog wel denken en als enige communicatiemiddel met zijn linkerooglid knipperen.
Natuurlijk wordt de voornaamste belanghebbende als laatste van die gunsten op de hoogte gesteld. In mijn geval had ik recht op twintig dagen coma en een paar weken mistigheid voordat ik echt besefte hoe groot de schade was. Pas eind januari kwam ik helemaal bij in deze kamer 119 van het zeehospitaal in Berck, waar het eerste licht van de dageraad nu binnendringt.
Het is een ochtend als alle andere. Vanaf leven uur begint het carillon van de kapel elk kwartier het verstrijken van de tijd te benadrukken. Na de rust van de nacht beginnen mijn verstopte bronchiën weer luidruchtig te reutelen. Mijn handen, verwrongen op het gele laken, bezorgen me pijn, zonder dat ik kan vaststellen of ze bloedheet of ijskoud zijn. Om verstijving van mijn gewrichten tegen te gaan maak ik een reflexbeweging alsof ik me uitrek, waardoor mijn armen en benen een paar millimeter verschuiven. Vaak is dat genoeg om de pijn in een ledemaat te verlichten.
Het duikerpak begint minder te knellen en mijn gedachten kunnen ronddwalen als een vlinder. Er valt zoveel te doen. Je kunt wegvliegen in de ruimte of in de tijd, naar Vuurland gaan of naar het hof van koning Midas.
Je kunt een bezoek brengen aan de vrouw van wie je houdt, naast haar kruipen en haar nog slapende geacht strelen. Je kunt luchtkastelen bouwen, het Gulden Vlies veroveren, Atlantis ontdekken en je kinderdromen en volwassen illusies verwezenlijken.
Genoeg gefladderd. Ik moet nu vooral het begin van dit verslag van mijn onbeweeglijke reis gaan bedenken, om klaar te zijn wanneer de afgezant van mijn uitgever het zich letter voor letter komt laten dicteren. In gedachten kneed ik elke zin tien keer, ik schrap een woord, voeg een adjectief toe en leer mijn tekst paragraaf na paragraaf uit mijn hoofd.
Half acht. De dienstdoende verpleegster onderbreekt mijn gedachten. Volgens een doeltreffend ritueel schuift ze het gordijn open, controleert ze tracheotomie en infuus en zet ze de tv aan, waar het nieuws 10 komt. Op dit ogenblik vertelt een tekenfilm het verhaal van de snelste pad van het Westen. En als ik nou eens wenste om in een pad te worden veranderd?