40431.fb2 Vlinders in een duikerpak - читать онлайн бесплатно полную версию книги . Страница 27

Vlinders in een duikerpak - читать онлайн бесплатно полную версию книги . Страница 27

IN HET MUSÉE GREVIN

Vannacht heb ik in mijn droom het Musée Grévin bezocht. Er was veel veranderd. De ingang in belle-époquestijl, de lachspiegels en de zaal der wonderen waren er nog, maar de gangen met mensen van nu waren verdwenen. In een eerste zaal herkende ik de tentoongestelde beelden niet direct. Omdat de kostuummaker ze in stadse kleren had gestoken, moest ik ze een voor een bestuderen en in gedachten een witte jas aantrekken voordat ik begreep dat die wandelaars in T-shirt, die meisjes in minirok, die huisvrouw die met haar boodschappenwagentje was vereeuwigd en die jongen met motorhelm in feite de verplegers, verpleegsters en verpleeghulpen waren die elkaar van 's-ochtends tot 's-avonds rond mijn bed afwisselen. Ze waren er allemaal, verstard in was, de zachtaardige, de hardhandige, de gevoelige, de onverschillige, de actieve en de luie types, degenen met wie het contact sterker wordt en degenen voor wie ik gewoon een van de vele patiënten ben.

In het begin boezemden sommigen me angst in. Ik zag in hen alleen maar de barse bewakers van mijn gevangenis, handlangers in een gruwelijk complot. Vervolgens haatte ik anderen, wanneer ze mijn arm verdraaiden als ze me in de rolstoel zetten, me een hele nacht voor de televisie vergaten of me ondanks mijn protest in een pijnlijke houding achterlieten. Een paar minuten of een paar uur lang had ik ze kunnen vermoorden. Maar omdat de tijd de kilste woede verzacht, zijn ze daarna vertrouwd geworden, mensen die zich zo goed en kwaad als het gaat van hun moeilijke taak kwijten: ons kruis een beetje verlichten wanneer het te pijnlijk op onze schouders drukt.

Ik heb hun bijnamen gegeven die ik alleen ken, om hen met mijn bulderende innerlijke stem te kunnen aanspreken als ze mijn kamer binnenkomen: 'Hallo, blauwoog! Hoi, Billie Turf!' Natuurlijk weten ze daar niets van. Degene die om mijn bed heen danst en de poses van een rockster aanneemt om 'Hoe gaat het?' te vragen, is David Bowie. Prof maakt me aan het lachen met zijn babyface en grijze haren, en de serieuze toon die hij aanneemt om altijd hetzelfde vonnis te vellen: 'Mits er niets gebeurt.' Rambo en Terminator zijn geen toonbeelden van tederheid, dat moge duidelijk zijn. Ik heb liever Thermometer, wier toewijding voorbeeldig zou zijn als ze dat ding niet stelselmatig in mijn okselplooien vergat.

De wassenbeeldenmaker van het Grévin was er niet altijd even goed in geslaagd om de tronies en koppen vast te leggen van die noorderlingen, die al generaties lang tussen de winden van de Opaalkust en de vette klei van Picardië wonen en graag het Noord-Franse dialect spreken zodra ze onder elkaar zijn. Sommigen leken nauwelijks. Daarvoor was het talent nodig geweest van zo'n middeleeuwse miniaturist, die met zijn penseel als bij toverslag de mensenmassa's op de weg naar Vlaanderen liet herleven. Onze kunstenaar beschikte niet over die gave. Toch had hij wel in al zijn eenvoud de jeugdige charme van de leerling-verpleegsters weten te vangen, met hun mollige armen van plattelandsmeisjes en de dieprode tint die hun volle wangen kleurt. Bij het verlaten van de zaal zei ik bij mezelf dat ik ze allemaal best aardig vond, mijn beulen.

In de volgende zaal ontdekte ik tot mijn verrassing mijn kamer in het zeehospitaal, die precies nagemaakt leek te zijn. Maar zodra je dichterbij kwam, bleken de foto's, tekeningen en posters een lappendeken van onduidelijke kleuren te zijn, een decor dat op een bepaalde afstand een illusie moest wekken, zoals de details van een impressionistisch doek. Er lag niemand op bed, je zag alleen een kuil in de gele lakens, omgeven door vaal licht. Daar kostte het me geen enkele moeite de mensen thuis te brengen die zich verspreid aan twee kanten van dat verlaten bed ophielden. Het waren een paar leden van de toegeschoten wacht die de dag na de ramp spontaan om me heen was ontstaan.

Michel zat op een krukje nauwgezet te schrijven in het schrift waarin mijn bezoek al mijn opmerkingen optekent. Anne-Marie schikte een boeket van veertig rozen. Bernard hield met één hand Journal d'un attaché d'ambassade van Paul Morand open en gebaarde met de andere als een advocaat. Zijn ronde ijzeren brilletje, dat op het puntje van zijn neus stond, gaf hem nog meer de aanblik van een beroepsredenaar. Florence prikte kindertekeningen op een prikbord, waarbij haar donkere haar een droevige glimlach omlijstte, en Patrick, met zijn rug tegen een muur geleund, leek in gedachten verzonken. Van dit tafereel, bijna een tableau vivant, ging een grote zachtheid uit, een gedeelde droefenis en een concentratie van die liefdevolle ernst die ik bij elk bezoek van deze vrienden voel.

Ik wilde mijn ontdekkingsreis voortzetten, om te zien of het museum nog andere verrassingen voor me in petto had, maar in een donkere gang richtte een suppoost zijn lantaarn recht op mijn gezicht. Ik moest met mijn ogen knipperen. Bij het wakker worden stond er een echt verpleegstertje met stevige armen over me heen gebogen, haar zaklamp in de hand: 'Uw slaappil, zal ik u die nu geven, of over een uur?'