40431.fb2
CINECITTA
Voor de lawaaierige ultralight-vliegtuigjes die op honderd meter hoogte over de Opaalkust vliegen, biedt het zeehospitaal een boeiend schouwspel. Met zijn massieve vormen vol ornamenten en de hoge muren van bruine baksteen, in de stijl van de huizen uit het noorden, lijkt het midden in het zand te zijn gestrand, tussen de stad Berck en het grijze water van het Kanaal. Op het fronton van de mooiste gevel staat 'Ville de Paris', zoals op de openbare badhuizen en scholen in de hoofdstad. Deze dependance, die tijdens het Tweede Keizerrijk is gebouwd voor zieke kinderen voor wie het klimaat in de Parijse ziekenhuizen niet heilzaam was, heeft zijn extra-territoriale status behouden.
Al plaatst de werkelijkheid ons in Pas-de-Calais, voor de Parijse gezondheidszorg zitten we aan de oever van de Seine.
De gebouwen, die door eindeloze galerijen met elkaar zijn verbonden, vormen een waar doolhof, en niet zelden kom je een patiënt uit Ménard tegen die verdwaald is in Sorrel, namen van befaamde chirurgen waarmee de hoofdpaviljoens worden aangeduid. De ongelukkigen kijken als een kind dat net bij zijn moeder is weggerukt en roepen pathetisch, trillend op hun krukken: 'Ik ben verdwaald!' Ik, een 'Sorrel', zoals de ziekenbroeders zeggen, weet er vrij goed de weg, maar voor vrienden die me rondrijden gaat dat niet altijd op, en ik heb de gewoonte aangenomen stoïcijns te blijven bij de zoektocht van nieuwelingen wanneer we in een verkeerde gang verdwijnen. Het kan een gelegenheid zijn om een onbekend hoekje te ontdekken, nieuwe gezichten te zien of in het voorbijgaan een keukenluchtje op te snuiven. Op die manier ben ik op de vuurtoren gestuit, een van de allereerste keren dat ze me in mijn rolstoel voortduwden, toen ik nog maar net uit de mist van mijn coma was bijgekomen. Hij verscheen om de hoek van een trappenhuis waar we verdwaald waren: rijzig, robuust en geruststellend, met zijn rood-wit gestreepte livrei dat op een rugbyshirt lijkt. Ik stelde me direct onder bescherming van dat broederlijke symbool, dat zowel over zeelui als over zieken waakt, die verlorenen van de eenzaamheid.
We staan voortdurend in contact en ik breng hem vaak een bezoekje door me naar Cinecitta te laten rijden, een heel belangrijk gebied op mijn denkbeeldige plattegrond van het ziekenhuis. Cinecitta, dat zijn de altijd verlaten terrassen van het Sorrel-paviljoen. Die grote, op het zuiden liggende balkons bieden uitzicht op een panorama met de poëtische, ouderwetse charme van filmdecors. De buitenwijken van Berck zien eruit als een maquette voor een elektrische trein. Aan de voet van de duinen wekken een paar barakken de illusie van een spookstad uit het wilde Westen. Wat de zee betreft, het schuim ervan is zo wit dat het van de afdeling special effects lijkt te komen.
Ik zou hele dagen in Cinecitta kunnen blijven. Daar ben ik de grootste regisseur aller tijden. In de stad draai ik weer de eerste opname van Touch of Evil. Op het strand doe ik opnieuw de tracking shots van Stagecoach, en op zee herschep ik de storm van de smokkelaars uit Moonfleet. Of anders laat ik me in het landschap verdwijnen en word ik alleen maar weer met de wereld verbonden door een bevriende hand die mijn verstijfde vingers streelt. Ik ben Pierrot le Fou, met blauw geschilderd gezicht en een krans dynamiet om zijn hoofd. De verleiding om een lucifer af te steken gaat snel als een wolk voorbij. En dan breekt het tijdstip aan dat de dag ten einde loopt, dat de laatste trein naar Parijs weer gaat vertrekken, dat ik terug naar mijn kamer moet. Ik wacht op de winter. Goed ingepakt kunnen we dan blijven treuzelen tot het donker wordt, en zien dat de zon ondergaat en dat de vuurtoren het overneemt, door zijn stralen van hoop naar alle kanten uit te strooien.